Het uit het Grieks stammende woord ‘dialoog is alleen al daarom interessant dat het niet zonder meer kan vertaald worden’. Zoveel is duidelijk dat het om een samengesteld woord gaat: dia en logos. Dia kan betekenen ‘door, door heen’ en ook ‘tussen’. Het ‘door heen’ geeft aan op welke manier iets gebeurt. Vergelijkbaar is het woord dia-pason, dat letterlijk betekent: ‘door alle (tonen) heen’ en bijvoorbeeld op het octaaf slaat, als het interval dat zich door alle tonen heen uitstrekt.
Het is echter het woord logos dat de grote uitdaging vormt. Er is nauwelijks een term te vinden die in de geschiedenis van het denken tot zoveel uiteenlopende verklaringen aanleiding heeft gegeven als uitgerekend deze. Naar de vorm is het een substantief en betekent ‘woord’, ‘spraak’, maar ook verhouding. Het element van verhouding wordt door het voorzetsel ‘dia’ versterkt. Logos heet dan ook de verhouding tussen taal en werkelijkheid. ‘Een verhouding die zich in het spreken kan uitdrukken, maar niet samenvalt met de inhoud van de woorden. Het waarheidsgehalte van een betoog kan niet getoetst worden naar de letterlijke zin van het verwoorde, maar komt tot uiting in de verhouding tussen spreker, de spraak als actief bewegen en datgene waarop het spreken betrekking heeft. Het spreken, diegene die spreekt en het gesprokene in hun onderlinge verhouding, in dat wat tussen deze drie weeft, dit alles valt binnen de betekenishorizon van logos. Logos is onder meer ook dit (waarmee lang niet alles over logos is gezegd!): die verhouding waarin de werkelijkheid, als een verschijningsvorm van de waarheid, zichtbaar wordt.
Een dialoog zou dan deze vorm van gesprek kunnen zijn, waarin iets van deze verhouding zich kan manifesteren. Het luisteren speelt daarbij een cruciale rol, die qua tijd en ingesteldheid aan het spreken voorafgaat. Een dialoog begint bij de alerte bereidheid van alle betrokkenen tot luisteren. Dat het luisteren op de eerste plaats komt heeft niets te maken met een soort omkering van de gebruikelijke beurtrol tussen spreker en luisteraar, en waar dan in de regel een ‘gespreksleider’ gaat bemiddelen en het woord geeft aan de nu aan de beurt zijnde spreker. De voorrang van het luisteren op het spreken heeft er alles mee te maken dat luisteren de tussenruimte van het ‘dia’ het doorheen’ openmaakt en in stand houdt. Het is het ‘dia-pason’ waarin de klank zich kan openbaren. Dialoog, op dezelfde wijze als klank ontstaat uit de stilte. Een stilte die zindert van het verlangen te kunnen luisteren, opdat de ander moge spreken. Niet: Ik luister naar wat je te zeggen hebt’ maar: Ik luister, opdat je moge spreken.
Terwijl het spreken dat niet op een aanvankelijke luisterruimte aanspraak kan maken, in vele gevallen tot niets anders in staat is dan de ruimte te bezetten, houdt juist de tussenruimte een uitnodiging in om ‘nieuw’ te spreken. Dit betekent niet: nieuwe dingen zeggen, maar spreken vanuit de verhouding die geen andere is dan de logos zelf. Zo te kunnen spreken dat de werkelijkheid zich in een nieuwe gestalte kan openbaren. De dialogen van Plato zijn in dit opzicht de prototypes bij uitstek voor de dialoog als gebeuren, waarin de werkelijkheid in een scheppend proces nieuw ontstaat en waaraan eenieder die dit verlangt, deze ‘Eros’ draagt, kan participeren. (bron: Dialoog als kunst : een verkenning van Christine Gruwez )
Om nog verder en dieper te kijken naar de betekenissen van het woord dialoog deze opsomming:
Het Griekse woord λόγος of logos is een woord met verschillende betekenis, maar wordt meestal als "woord" vertaald; andere betekenissen zijn onder meer 'gedachte', 'taal', 'rede', 'principe', 'leerstelling' of 'logica'. Binnen de filosofie, analytische filosofie en religie spelen nog speciale betekenissen en connotaties een rol.
Logos werd door Heraclitus, een van de bekendere Presocratici gebruikt om de menselijke kennis en
inherente orde van het universum te kenschetsen, een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig, of door de goden ingesteld, is. Dit ziet hij achter de veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn πάντα ῥεῖ (panta rhei; vert.: alles stroomt) verwoordt.
Voor Socrates, Plato en Aristoteles betekende logos feitelijk het vermogen van de menselijke rede en de kennis die de mensen van de wereld en elkaar bezitten. Voor Aristoteles met name, die zich ook het eerst met logica bezighoudt, wordt logos het concept van de menselijke rationaliteit, datgene wat de mensen van de dieren onderscheidt.
De stoïcijnen verstonden onder logos de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voorkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van oorzakelijkheden voornamelijk van de 'causa finalis', de finale of doel-oorzaak, die de natuur als het ware bestuurt. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie; maar is er transcendent aan. Deze betekenis heeft in de psychologie van de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld.
λόγος of logos |
Al met al een woord met veel betekenissen die het simpele gesprek ver overstijgen. Als rode draad voor mij is er het magische aspect dat mijn inspiratie voedt. Ik blijf me er over verwonderen. Tot morgen weer!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten