Spread the word!

Het delen van de berichten op dagelijksedialogen wordt erg gewaardeerd! Spread the word of dialogue.

zaterdag 7 juni 2014

Dag 159 - Dialoog - AI - organisaties

Meestal starten veranderingen doordat we met elkaar in gesprek gaan via een discussie of debat. We proberen onze standpunten over het voetlicht te brengen en waar mogelijk de ander te overtuigen. Zo denken we tot verandering en/of verbeteringen te komen. De nadruk ligt daarbij vaak op hetgeen dat niet goed gaat.

Maar is dat de enige manier, of zijn er andere manieren waardoor we tot betere resultaten kunnen komen?

Door met elkaar in dialoog te gaan, leren we beter naar elkaar te luisteren en geen oordelen te geven. Een methode die in Nederland in de week van de Dialoog op maatschappelijke onderwerpen met succes wordt toegepast. Als gespreksleider aan deze dialoogtafels heb ik mogen ervaren dat het instrument krachtig is en tot zeer inspirerende resultaten kan leiden.
Met name in Amerika is er ruime ervaring opgedaan met deze methode van organisatieontwikkeling. Verbazingwekkend wordt de methode in Nederland relatief weinig gebruikt in het bedrijfsleven. De methode kent veel wetenschappelijke aandacht onder de naam ‘Appreciative Inquiry’.

Hoe werkt het?

Door gestructureerd in dialoog te gaan zoeken naar wat er werkt in plaats van wat er verkeerd gaat. De focus wordt verlegd van problemen naar perspectief en van ontkennen, klagen en kritiek geven naar verantwoordelijkheid nemen, eigenaarschap en samenwerken. Dit levert de creativiteit, betrokkenheid, acties en initiatieven op die nodig zijn om veranderingen succesvol te realiseren.

Door de dialoog komen mensen in of tussen organisaties in gesprek met elkaar over onderwerpen die ertoe doen. Dat gebeurt altijd op waarderende wijze, met respect voor verschillen in opvattingen, achtergronden en ambities. In het veranderingsproces leren mensen van en met elkaar en creeren ze nieuw perspectief voor de toekomst. Dat perspectief vertaalt zich in acties en initiatieven, waarin mensen de volle verantwoordelijkheid voor de toekomst van hun organisatie en die van zichzelf nemen.

Globaal gezien zijn er vier fasen die doorlopen worden:
1.Ontdek, de processen die op dit moment goed werken
2.Droom, visualiseer de processen die in de toekomst goed gaan werken
3.Ontwerp, de processen zoals ze in de toekomst gaan werken
4.Doe, implementeer de voorgestelde nieuwe processen in.

Wat levert het u op?

Het doel van de dialoog is om mensen uit te nodigen om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst en om aanspreekbaar te zijn op hun persoonlijke bijdrage daaraan. Het proces zorgt voor een constructieve en open atmosfeer, waarin de deelnemers zaken naar elkaar toe durven uitspreken en waar spontaan creativiteit, ideeën, energie en acties ontstaan om het eindresultaat te vormen dat gedurende het proces met elkaar werd bedacht.

De methode werkt omdat mensen actief betrokken worden bij onderwerpen die werkelijk belangrijk voor ze zijn. Er wordt om hun stem gevraagd en meer dan dat, om hun actieve inzet en betrokkenheid. Er word t een atmosfeer gecreëerd waarin mensen zich durven blootgeven en het achterste van hun tong laten zien. Het proces genereert de energie en het ‘commitment’ dat nodig is om vaak lastige veranderingen daadwerkelijk te realiseren. Dat is de kracht van de dialoog!

Het eindresultaat van de dialoog is een gedragen toekomstvisie met actieve betrokkenheid van mensen die deze visie kunnen en willen omzetten naar acties en resultaten. Er ontstaan enthousiasme, energie en een ondernemende atmosfeer die bijdragen aan het realiseren van veranderingen die er werkelijk toe doen. Ook ontstaat er een meer open en expressieve cultuur die communicatie en samenwerking tussen mensen bevordert.

vrijdag 6 juni 2014

Dag 158 - Een blik op creativiteit en denken

Vandaag een overpeinzing op weg naar de generatieve dialoog.

David Bohm
Creativiteit is vaak latent aanwezig in de mens. Een belangrijk obstakel om creativiteit vrij te krijgen is ‘self-sustaining’ verwarring in het hoofd. We moeten aandacht geven aan de activiteit van verwarring, in plaats van pogen om creativiteit direct te bevorderen. Originaliteit en creativiteit ontstaan niet als iets dat het resultaat is van een inspanning om een gepland en geformuleerd doel te behalen, maar ontstaan meer als bijprodukten van een heldere geest.

Je hebt spiegels in je en om je heen. Je lichamelijke reacties zijn een directe spiegel van je gedachten. Je krijgt een impuls om iets te zeggen en je ziet daar het resultaat bijna gelijkertijd. Maar ook anderen zijn een spiegel van je intenties en je gedachten.

The ability to support unresolved paradoxes and to allow many different styles and interior dialogues to flourish is the mark of a truly creative scientist, artist, writer or musician. People with sufficient creative energy can dissolve fixed thought and provide the fertile ground to sustain a multiplicity of voices. Yet most of us normally use our energy to sustain a false sense of ourselves, which means we tend to operate from fixed and nonnegotiable but unexamined positions. Here lies the power of dialogue: to make manifest such assumptions and positions, bringing them out into the open. Loosening your (rigid) positions.


Soren Kierkegaard


Nadenken, redelijkheid is de verantwoording op je nemen voor je meningen. Onredelijkheid is het die verantwoording van je af te schuiven, te geloven en te handelen uit gewoonte.

Ernst is het om iedere dag te leven alsof het de laatste is en tegelijk de eerste van een lang leven is; en om voor werk te kiezen dat er niet van afhankelijk is of je een leven lang krijgt om het helemaal af te maken, of dat je maar een korte tijd krijgt om er op de juiste manier aan te beginnen.

Oh, het is veel gemakkelijker om naar links en naar rechts te kijken dan bij jezelf naar binnen te kijken.
Onmiddellijke impulsen zijn zelden organisch, maar meestal aangeleerd, gewoonte.
Als het om het wezenlijke gaat moet ieder mens zichzelf helpen.

Het is alles goed en wel dat er 'taal' is, waardoor de mens zich van het dier onderscheidt; zeker is echter dat juist omdat alle onderricht via de taal plaatsvindt, de mens op die manier ook gemakkelijk op een dwaalspoor wordt gebracht. De taal is namelijk een abstractie, geeft steeds het abstracte in plaats van het concrete weer. Als we deze kwestie natuurwetenschappelijk, esthetisch en zo beschouwen zien we hoe gemakkelijk een mens er niet toe gebracht wordt zich in te beelden dat hij iets ook werkelijk kent wanneer hij het woord ervoor kent. Op die manier gaat de concrete intuïtie verloren.
En nu ethisch bezien! Hoe gemakkelijk wordt de mens er niet toe gebracht aan de mens (aan het abstracte) te denken in plaats van aan zichzelf, dat immens concrete. Daarom was het ook zo juist gezien dat het pythagorische onderricht begon met zwijgen. Dat betekende bezinning op het concrete.


Iedereen, zelfs de kundigste mens, is in zijn fantasie en zijn gevoel, in zijn denken en spreken zichzelf een heel eind vooruit of verder dan hij in werkelijkheid en in zijn doen en laten is. Met de meeste mensen is het als met een wagon waarvan de locomotief ervandoor is gegaan – ze zijn zichzelf zo ver vooruit als ze in werkelijkheid achterop liggen.

Jiddu Krishnamurti
We kijken bijna nooit naar de feiten, we kijken naar de woorden of symbolen die de feiten vertegenwoordigen.
Iedere vorm van denken die niet uitgaat van de realiteit is een afleiding.

Waarheid is de ontkenning van het onware, niet het tegendeel van het onware.

Zelfkennis is niet het vergaren van kennis over jezelf - het is niet een proces van (kennis) toevoegen. Wat je leert gaat over het zelf, over de wegen van je geest. Jezelf observeren in relatie (hoe je je gedraagt, hoe je naar een iets kijkt, hoe je beweegt) Alles zal je laten zien hoe je geest werkt, en de geest is het zelf.

A domani!

donderdag 5 juni 2014

Dag 157 - Luisteren en mededogen vanuit Boeddha

De sterke waarnemer had al gezien dat ik van een jaar schrijven een half jaar heb gemaakt. Ik ga door met schrijven na juni, maar dan aan mijn nieuwe boek over dialoog. vandaag geven we de Boeddha in ons aandacht met een artikel van de Internationale Order of Buddhist Contemplatives. Een boeiende!

De baby Boeddha symboliseert de Boeddhanatuur is onszelf. De baby Boeddha wijst naar de hemel en de aarde. Het beeldje probeert weer te geven dat in de Boeddhanatuur alle tegenstellingen samen komen, verenigd en één zijn. Ik wil in deze korte lezing een aantal aspecten van de symboliek verduidelijken en aangeven wat ze kunnen betekenen in ons alledaagse leven.

In de Surangama¹ soetra, een Mahayana soetra van voor de 8ste eeuw, vertelt Manjusri, de bodhisattva van wijsheid, dat luisteren voor mensen de beste methode is om verlichting te realiseren. Als voorbeeld noemt hij Avalokiteshwara, die verlichting heeft gerealiseerd door het luisteren. Avalokiteshwara wordt dan ook de ‘beschouwer van geluid’ genoemd. De naam Avalokiteshwara is een Sanskriet woord en betekent zoiets als ‘hij/zij die de roep van de wereld hoort’. Vanwege zijn/haar vermogen om zo volledig te horen/luisteren, is Avalokiteshwara dan ook de bodhisattva van mededogen.

Luisteren en mededogen worden in vele boeddhistische teksten met elkaar verbonden. Waarom heeft luisteren met mededogen te maken? We kunnen die vraag enigszins anders stellen: Wat gebeurt er in luisteren dat het verbonden is met mededogen?

Laten we eerst kijken naar wat luisteren is. Allereerst is het horen van geluid; stemmen, klanken, het ruisen van de bladeren, het zingen van de vogels, het geluid van onze eigen ademhaling. Maar het is ook bijvoorbeeld het ‘horen’ van de stilte in de ruimte waarin we ons bevinden, het ‘horen’ van onze gedachten of van de stilte in onszelf wanneer er geen gedachten zijn, het ‘horen’ van onze innerlijke stem, onze intuïtie. Dus luisteren is meer dan alleen maar geluid waarnemen met de oren. Het is iets dat verder gaat dan alleen maar het functioneren van het zintuigorgaan. Luisteren is iets dat we met ons hele wezen doen.

Misschien is dat ook de reden waarom bijvoorbeeld in de Tibetaanse boeddhistische traditie³ aangenomen wordt dat tijdens het stervensproces het horen als laatste wordt losgelaten. Alle andere zintuigen ‘sluiten’ eerst en dan als laatste het gehoorzintuig. Ook is het bekend dat bij comateuze patiënten het horen vaak actief kan zijn en dat deze patiënten, wanneer ze weer bij bewustzijn komen, soms kunnen navertellen wat ze gedurende de tijd dat ze ‘bewusteloos’ waren, hebben gehoord.

Ongedeelde werkelijkheid

Wanneer we echt luisteren, met onverdeelde aandacht, is ons hele zijn daarin betrokken en is de werkelijkheid die we dan ervaren een die ongedeeld is, niet versplintert. Alles heeft zijn eigen plek en samen is het één werkelijkheid. Het luisteren staat dan open voor alle informatie die in die ongedeelde werkelijkheid, het hier en nu, ligt. Het is een luisteren én naar de ander én naar jezelf, naar wat je zegt en denkt; het is een ‘luisteren’ naar je eigen lichaam en naar het lichaam van de ander, naar hoe die ander zich gedraagt; het is een ‘luisteren’ naar de hele situatie waarin de ander en ikzelf staan. We kunnen alleen volledig luisteren als we van binnen stil zijn en onze aandacht niet betrokken is bij een innerlijk verhaal of ‘gevangen’ zit in een detail. Dit volledig luisteren is open staan voor het geheel.

De opdeling van de werkelijkheid treedt op wanneer we met de geest een splitsing creëren door bijvoorbeeld negatief over iets te denken. Een verhaal start dan op in de geest waardoor de verbinding met de werkelijkheid van dit moment, met wat zich hier en nu voordoet, verbroken wordt. En meteen voel ik hoe ik in mezelf kom te zitten. Ik word dan wat gespannen, of onrustig of angstig, enz.

De baby Boeddha wijst met de vinger van een hand naar boven en met de vinger van de andere hand naar beneden; hemel en aarde in zichzelf verenigend. Waar de aarde voor staat, weten we wel. Dat is de wereld waarin we leven met al zijn zorgen en problemen, met zijn voor- en tegenspoed, met zijn angsten en geluk. Waar de hemel voor staat, daar heeft ieder zo zijn eigen gedachten over. Voor de een is dat een ‘hemelse’ toestand op aarde, voor de ander kan dat de plek zijn waar we leven na de dood. Het is in ieder geval iets moois, iets goeds, iets waarin we gelukkig en tevreden zijn. De baby Boeddha geeft aan dat in hem beide tegenstellingen samenkomen.

Het is niet zonder reden dat het hier de baby Boeddha betreft, die naar hemel en aarde wijst. Een baby denkt nog niet rationeel na over de wereld waarin het leeft zoals volwassen dat doen. Het kent nog geen taal en denkt dan ook nog geen verhalen. Het kan alleen maar luisteren, heel direct, en daardoor heel direct ervaren en reageren op wat nu is.

Uit dat directe luisteren wordt de actie, de handeling die we doen, geboren. Die actie is per definitie een
meedogende actie, niet omdat het altijd een vriendelijke, zachtaardige actie is; dat hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Het is een meedogende actie omdat het de werkelijkheid niet opsplitst in tegenstellingen waardoor het luisteren kan doorgaan. En als de wereld al opgedeeld is, zal die meedogende actie de fragmenten proberen te verenigen.

Voorbeeld

We kennen allemaal die situaties waarin datgene, wat we van tevoren hadden bedacht dat we zouden gaan doen, niet precies beantwoordt aan wat de situatie vraagt. Bij het geven van introductie-ochtenden had ik in het begin soms een verhaal in mijn hoofd (en soms zelfs op papier) dat ik dan tijdens de ochtend als het ware opzei. Het gereed hebben van een verhaal gaf me een gevoel van zekerheid; ik wist tenminste wat ik ging zeggen. Ik bemerkte al gauw dat, alhoewel de voorbereiding en het verhaal op zich niet verkeerd was, het vaak niet aansloot bij wat tijdens de ochtend eigenlijk nodig was. Soms hadden mensen al ervaring met meditatie en ging mijn verhaal daar volledig aan voorbij. Soms was het verhaal te lang en te gedetailleerd en sloot het niet aan bij de redenen waarom de participanten waren gekomen. Wat nodig was is mijn bereidheid om het verhaal (en daarmee mijn eigen onzekerheid) los te laten en te vertrouwen dat de juiste woorden komen als ik luister naar de situatie van moment naar moment. Ik kan mezelf helpen door eerst te vragen naar de redenen en verwachtingen waarmee mensen gekomen zijn. Ik luister ook naar de ‘sfeer’ van de ochtend: misschien is iemand wel wat gespannen en is het drinken van een kop koffie of thee precies dat wat nodig is om de sfeer meer ontspannen te maken. Ook luister ik naar mezelf. Afhankelijk van hoe ik ben die dag, misschien wat moe of bedrukt, misschien met veel energie, is het soms goed om tijdens de ochtend zelf wat stiller te zijn en soms mijn enthousiasme alle ruimte te geven. Alles wordt meegenomen en omdat ik steeds luister, kan ik beter omgaan en ontspannen inspelen op wat zich voordoet. Dit luisteren creëert meteen ook een sfeer waarin iedereen zich welkom voelt omdat het heel open is. Er is voor iedereen ruimte om zich te uiten. Naar wat gezegd wordt, door wie ook, wordt geluisterd en zo kan een gezamenlijk gesprek ontstaan dat voor ieder relevant is. Hou ik echter vast aan mijn verhaal, dan ontstaat er vaak een licht gespannen sfeer en word ik ook wat gespannen omdat het vasthouden aan mijn verhaal de verbinding met de anderen verhinderd (en ik ‘op mezelf’ kom te staan met alle angst die daaruit voortkomt, vooral wanneer ik mezelf en hoe ik presteer beoordeel) en allen zullen dit bemerken en wellicht ook wat onrustig of gespannen worden. Er is dan een opdeling; degene die het verhaal geeft en de luisteraars die niets anders kunnen dan luisteren. En dat voelt nooit echt goed. Alleen in de verbinding (wat loslaten van het idee dat we onafhankelijk op onszelf staan betekent) ervaren we de vrede en vreugde waarover het Boeddhisme spreekt. Dit is de boeddhistische betekenis van mededogen, het herstellen van de verbinding.

Hoe kan je dit luisteren ontwikkelen? Die vraag kan niet beantwoord worden. Je luistert namelijk of je luistert niet. Het is opmerken dat je aandacht opgesloten zit in een detail zit, of dat nu je eigen gedachten zijn of iets dat zich buiten jou voordoet. Opmerken en vervolgens loslaten van datgene dat je aandacht vasthield door het luisteren naar het geheel weer op te pakken, te herstellen. Dan ben je weer volledig aanwezig in de levende werkelijkheid van dit moment waarin jij jezelf ervaart en de ander en de dingen om je heen.

A domani!

woensdag 4 juni 2014

Dag 156 - Kenmerken van dialogisch leiderschap

Hubert Hermans ( het dialogische zelf) is de overtuiging toegedaan dat “een dialogische opvatting van het zelf aan terrein zal winnen in een proces van toenemende globalisering, waarin contacten tussen mensen, groepen en culturen van verschillende aard zich meer en meer uitbreiden en intensiever worden.” Twee fundamentele krachten houden het dialogische zelf in stand: de centrifugale en centripetale krachten.De centrifugale krachten stellen het zelf bloot aan situaties en ervaringen die ten opzichte van elkaar niet worden geordend. De centripetale krachten leiden tot een punt waarin deze uiteenlopende ervaringen bij elkaar worden gebracht als delen van een samenhangend geheel. Het dialogische zelf is het resultaat van afwisselende centrifugale en centripetale krachten. De persoon brengt deze afzonderlijke posities door zelfreflectie samen en integreert ze tot op zekere hoogte.

Voor persoonlijk leiderschap is het nodig in contact te staan met de eigen kwaliteiten, om ze in de dagelijkse werksituatie volledig te kunnen benutten. De persoonlijk leider is in staat de eigen leiderschapskwaliteiten te verbinden met het krachtenveld van de groep medewerkers. Dat vraagt in de eerste plaats een hoge mate van zelfkennis en zelfacceptatie. In de tweede plaats doet het een appèl op het vermogen om adequaat om te gaan met de soms heftige groepsdynamiek. De leider kan een juiste inschatting maken van de onderlinge verhoudingen in een gegeven situatie. Daarmee gepaard gaat een goede balans tussen meeveren en ingrijpen. De beste interventie van de leider is die welke aansluit bij de bewuste of onbewuste behoefte van zijn groep.

Een dialogisch leider faciliteert het ontstaan van sfeer
De leider als sfeerfacilitator is aanwezig in de tussenruimten van de posities (die zich bevinden in het zelf van alle individuen uit een groep) en bevordert een klimaat van vertrouwen, enthousiasme, tolerantie en
werklust.


Een dialogisch leider is in staat zich flexibel te bewegen tussen verschillende posities
De leider kan zich op flexibele wijze bewegen van de ene positie naar
de andere; afhankelijk van de situatie treedt hij op als ondernemer, als manager, als coach of als professional.

Een dialogisch leider vormt een promotorpositie in het zelf van anderen
Als een persoon wordt geïnspireerd door een leider, gaat de leider in de vorm van een ‘externe positie’ deel uitmaken van het zelf van de persoon. Daarmee kunnen posities worden geopend die het zelf op een hoger niveau van ontwikkeling tillen.

Een dialogisch leider is in staat, in het geval van tegenstellingen, opposities of conflicten tussen partijen, een derde positie in te nemen
Een dialogisch leider is in staat vanuit een ‘derde positie’ twee oorspronkelijk tegengestelde posities tot hun recht te laten komen, niet door een compromis, maar juist door een optimalisering van hun doelstellingen.
Het innemen van een derde positie is gebaseerd op en-en denken in plaats van of-of denken.

Een dialogisch leider maakt optimaal gebruik van de criteria voor een goede dialoog
De leider erkent dat misverstanden horen bij de dialoog, houdt rekening met machtsverschillen die grenzen stellen aan de dialoog, waakt voor spraakverwarring en weet interne en externe dialogen te verbinden.
(Hubert Hermans, 2006)

dinsdag 3 juni 2014

Dag 155 - Filosoferen doe je zo, leidraad voor de basisschool

Filosoferen met kinderen is de opmaat tot intensief kunnen werken met dialoog in het voortgezet onderwijs.
Een boek dat hier ruim handvatten in aanreikt wil ik hier graag aanbevelen.

Hoe filosofeer je met kinderen? Het boek Filosoferen doe je zo van Rob Bartels en Marja van Rossum gaat in op deze vraag. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte is een werkwijzer, een inhoudelijk gedeelte over wat filosoferen is, waarom en hoe je het doet. Het tweede gedeelte is een concreet uitgewerkt programma voor groep 5 tot en met 8.

Het is belangrijk dat een leerkracht helder heeft wat filosoferen nu precies is. Het lijkt namelijk een containerbegrip te worden, dat iedereen op zijn eigen manier invult. Daarom is het goed dat de auteurs eerst duidelijk in beeld brengen wat nu een filosofisch gesprek is.

Kenmerken filosofisch gesprek

Het eerste kenmerk van een filosofisch gesprek heeft betrekking op de vragen die centraal staan. Die zijn van een heel andere orde dan vragen bij een gewoon gesprek. Het zijn hogere orde vragen. Je kunt ze onderzoeken door erover na te denken, je hoeft er niet voor op zoek naar feiten.
Het tweede kenmerk van een filosofisch gesprek is dat het een dialoog is. Dat wil zeggen: een uitwisseling van vragen en antwoorden, gericht op gezamenlijk nadenken. Het is geen discussie, waarbij je de tegenstander met argumenten wil overtuigen van jouw mening.
Het derde kenmerk is het bereiken van verdieping door redeneren en begripsvorming. In een filosofisch gesprek gebruiken kinderen bewust strategieën om te redeneren.

Opbouw van een filosofisch gesprek

Een filosofisch gesprek bestaat uit vier fasen:
 - De opening met de startvraag. Zorg voor een prikkelende vraag, laat daarna een stilte vallen.
 - De vervolgvragen. Gebruik vervolgvragen alleen als de dialoog een nieuw impuls nodig heeft.
 - De verdieping. Dit is het focussen op een aspect, idee of redenering. Meestal moet de leerkracht het initiatief nemen voor de verdiepingsfase.
 - De afronding. Bij filosoferen gaat het niet om een gezamenlijke conclusie of consensus. Het is goed om de kinderen als afronding van het gesprek hun inzichten vast te laten leggen. Dat kan op verschillende manieren.

Tips voor de leerkracht

Bij filosoferen gaat het niet om de dialoog tussen de leerkracht en de kinderen, maar om de dialoog tussen de kinderen onderling. Een valkuil bij het filosoferen is dat je als leerkracht teveel op de voorgrond bent. Enkele tips om dit te verminderen:
 - Luister goed, maar houdt altijd je eigen opvatting voor je.  Stuur het gesprek niet in de richting van een opvatting.
 - Wees nieuwsgierig en vraag door. Probeer hun gedachtegang te volgen.
 - Laat stiltes vallen, wacht waar de kinderen mee komen.

Doelstellingen

Een filosofisch gesprek heeft geen concrete doelstellingen, zoals een rekenles. De doelen van het filosoferen zijn lange termijndoelen. Er zijn verschillende typen doelstellingen:
 - Inhoudelijke doelstellingen, waarbij het gaat om kennis verwerven.
 - Doelen met betrekking tot het ontwikkelen van denkvaardigheden.
 - Doelen op het gebied van persoonlijke zingeving.
 - Doelen om de gespreksvaardigheden voor de dialoog te ontwikkelen.

Competenties

Democratisch burgerschap vraagt om bepaalde competenties, die de kinderen moeten ontwikkelen. De belangrijkste competenties zijn:
 - Het erkennen van verschillen.
 - Het in dialoog gaan over de verschillen.
 - Het waarderen van verschillen.
 - Het vreedzaam oplossen van conflicten.
 - Het in staat zijn om een oordeel te vormen.
 - Het ontwikkelen van een eigen identiteit, waardoor hij verantwoordelijkheid kan dragen voor zijn handelen.

Handleiding

Het tweede deel van het boek is het programma. De thema’s in deze handleiding kennen een vaste opbouw in vier stappen:
 - Van kinderen. Hierin staan fragmenten van gesprekken.
 - Oriëntatie. Hierdoor krijg je zicht op de vele aspecten die bij het thema horen.
 - Voorbereiding. Dit zijn de praktische aanwijzingen.
 - Uitwerking. Dit is het gesprek zelf. Bij elke les zit een werkblad.

Filosoferen doe je zo (Deel 2) is de handleiding voor de bovenbouw. Daarnaast is er Filosoferen doe je zo (Deel 1), de handleiding voor de onderbouw. Er zit ook een cd met werkbladen bij.

N.a.v. Rob Bartels en Marja van Rossum, Filosoferen doe je zo (Deel 2, Groep 5 – 8) DAMON 2009 ISBN 978 90 5573 920 2, € 29,90. Het boek is te bestellen bij uitgeverij Damon.

maandag 2 juni 2014

Dag 154 - Stappen in het voeren van een dialoog

Het opstarten van een dialoog kan lastig zijn en het helpt als er een aantal stappen worden genomen op weg naar een dialogisch klimaat. Een mooi stuk vond ik op internet van rot in het "vak" Pieter Mostert.

Pieter Mostert
Gebaseerd op een dialoog, gevoerd onder leiding van Pieter Mostert aan de conferentie Dialogica van CPS, op 4 februari 2010
Vooraf
Een dialoog is een gespreksvorm, waarin niet het vinden van een bepaalde oplossing centraal staat, laat staan het ‘winnen’ van een bepaald standpunt, maar waarin het doel is dat iedere deelnemer een beter begrip krijgt van het eigen standpunt én dat van anderen. Dit is vooral van belang waar het gaat om netelige onderwerpen, waarbij er diepgevoelde waarden van betrokkenen op het spel staan. Hierdoor is het gevaar op ‘ontsporen’ van een gesprek groot. Om dat te voorkomen kan de hier gepresenteerde structuur houvast geven

De dialoog is zo oud als de mensheid en kan op allerlei manieren en momenten en in allerlei vormen gevoerd
worden. Deze beschrijving pretendeert daarom niet de enige, of de beste manier te zijn waarop een dialoog
gevoerd kan worden. We willen slechts een aantal essenties bieden, waarmee een dialoog volgens ons een
grotere kans van slagen heeft, dan wanneer er ‘zomaar’ getracht wordt een gesprek te voeren.
De hier besproken ‘regels’ bieden evenmin garantie op succes. Ieder gesprek, ook een dialoog, kan mislukken.
Voor het voeren van een goede dialoog is oefening nodig. Het ‘succes’ van een dialoog is voor een groot deel afhankelijk van de intentie van de deelnemers: ieders inzet om er een goed gesprek van te maken is van
belang. Ten slotte leert de ervaring dat de leiding van een onafhankelijke gespreksleider de kwaliteit van het
gesprek sterk kan verbeteren.

Stap 1: Neem de tijd
Er is geen vastgestelde duur voor een dialoog. Er zijn korte en lange dialogen mogelijk, van een kwartier tot
enkele dagen, afhankelijk van het onderwerp, het aantal deelnemers en hun intentie. De ervaring leert dat
voor een goed gesprek over een belangrijke, lastige kwestie al gauw enkele uren nodig zijn. Het is daarom
verstandig om er een dagdeel voor te reserveren, omdat je soms langer doorgaat dan je gepland had.
Een dialoog heeft namelijk altijd een of meer momenten van ‘ongemak’, waarin het gesprek lijkt vast te lopen en het even zoeken is naar de juiste vragen om verder te komen. Dat heeft ermee te maken dat er zaken naar boven komen die doorgaans onbesproken blijven en waarvoor het soms moeilijk is de juiste woorden te vinden.
Het duurt even voor je kunt zeggen wat je bijna nooit zegt, of wat je nog nooit gezegd hebt. Het is belangrijk
om dan niet een te grote tijdsdruk te voelen waarbinnen het gesprek afgerond moet zijn.
Tot slot: een dialoog kan niet ‘zomaar’ beginnen. Om even ‘warm te lopen’ kan het nuttig zijn wat ‘rek- en
strekoefeningen’ voor de geest te doen, de zogenaamde progymnasmata. Deze opwarming kan heel goed
gebruikt worden om het onderwerp nader te verkennen en zorgvuldig af te bakenen.

Stap 2: Formuleer een kernvraag
Hoewel een dialoog meestal wel een bepaald thema heeft, is dat niet genoeg om te beginnen. Een dialoog kan beter gevoerd worden op basis van een kernvraag. Zo’n vraag moet spanning oproepen en een zekere innerlijke tegenstrijdigheid kennen.
Die spanning kan bereikt worden in de wijze van formuleren van de vraag. Het blijkt goed te werken om een
zelfstandig naamwoord te laten contrasteren met een werkwoord. Bijvoorbeeld:
- ‘Moeten we de identiteit van onze school benoemen?’
- ‘Waar eindigt de verantwoordelijkheid van de leider?’
- ‘Wanneer ben je jezelf op je werk?’

In deze vragen staan telkens twee woorden op een onverwachte, en op het eerste gezicht onlogische, manier
naast elkaar. Zo’n onverwacht contrast van twee kernachtige woorden, die tegelijk veel betekenis in zich
dragen, geven de juiste aanzet.
Een vraag moet niet langer zijn dan zeven of acht woorden. Vaak zijn vragen te lang, omdat er al mogelijke
antwoorden in verstopt zitten. De vraag moet bovendien over de deelnemers aan de dialoog zelf gaan. Een
vraag die betrekking heeft op anderen, buiten de groep van degenen die aanwezig zijn in het gesprek, werkt
niet. Dat heeft te maken met de rol van een goed voorbeeld in de dialoog.

Stap 3: Zoek een passend voorbeeld
Naast de vraag is het voorbeeld de tweede pijler van de dialoog. Beide zijn een onmisbaar onderdeel van het gesprek, en beide moeten passend zijn. Het voorbeeld moet daarom, net als de vraag, zorgvuldig gekozen worden. Hierbij is van belang dat het voorbeeld:
- goed aansluit bij de vraag;
- herkenbaar is voor alle deelnemers;
- en heel concreet beschreven kan worden.
Het kan geen kwaad om deelnemers verschillende voorbeelden te laten noemen, voordat er een keuze wordt
gemaakt met welk voorbeeld verder gegaan wordt. Er kan dan een voorbeeld gezocht worden dat inderdaad een goed voorbeeld is van de kwestie die in de kernvraag van de dialoog aan de orde gesteld is. Noodzakelijk is dat een van de deelnemers een waar gebeurd voorbeeld uit de eigen praktijk gebruikt, anders werkt het niet. Het voorbeeld is dan niet scherp genoeg te krijgen, omdat het niet iets is waar iemand zelf, uit eigen ervaring, over kan vertellen, inclusief alle overwegingen en emoties die zich voordeden.
Van belang is vervolgens dat het voorbeeld concreet benoemd kan worden, als één ogenblik, waarop een
keuzemoment zich voordeed. Dat ene ogenblik zorgt ervoor dat de andere deelnemers heel concreet de
situatie voor ogen kunnen krijgen.
Een voorbeeld als: ‘In de lerarenkamer bij ons wordt vreselijk veel geklaagd over de leiding’, is weliswaar
herkenbaar, maar niet specifiek genoeg. Dit zou aangescherpt kunnen worden, door een bepaald moment te
zoeken. Bijvoorbeeld: ‘Vorige week in de lerarenkamer waren een aantal collega’s aan het klagen over de
leiding. Plotseling vroegen ze mij hoe ik er eigenlijk over dacht.’
In die tweede formulering zit een keuzemoment: je wordt rechtstreeks aangesproken, en er wordt een
antwoord van je verwacht. Zo’n concreet moment maakt dat voor de andere deelnemers het dilemma voelbaar wordt. Je kunt óf dit, óf dat doen. Wat doe je?

Stap 4: Laat deelnemers zich verplaatsen in de situatie
De verplaatsing is een cruciale stap, die zorgvuldig gezet moet worden. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om het geven van tips aan degene die het voorbeeld inbracht: ‘Als ik jou was, zou ik…’ De situatie, het concrete
voorbeeld met het keuzemoment moet als gegeven worden beschouwd. Vervolgens gaat het om de vraag: “Wat zou jij doen in die situatie?”
Je verplaatst je in de situatie, je neemt 'm zoals hij is, als een scène in een toneelstuk waarin je vanuit de
coulissen op het toneel stapt. Wat zou jij in deze situatie doen? Wat zou je denken? En wat zou je voelen? De beantwoording van deze vraag leidt tot een 'innerlijke dialoog'. Iedere deelnemer onderzoekt bij zichzelf welke overwegingen een rol spelen en komt tot een bepaald antwoord. Het formuleren van het antwoord geeft zicht op de waarden, principes en/of overtuigingen die ieder hanteert.

Stap 5: Rond af met individuele en groepsreflectie
De waarden, principes, overtuigingen en andere soorten overwegingen die de deelnemers bij zichzelf hebben
‘ontdekt’ kunnen nu vastgelegd worden. Het verdient daarom aanbeveling om na de verplaatsing tijd te geven waarin iedereen in stilte voor zichzelf kan vastleggen, schriftelijk of anderszins, wat voor hem of haar het belangrijkste nieuwe inzicht is geweest.
Deze inzichten kunnen tot slot met elkaar gedeeld worden. De ervaring leert dat er (nog steeds) een diversiteit aan meningen en inzichten bestaat, maar dat er meer begrip is voor de onderlinge verschillen en er op een ander, dieper gelegen niveau meer verbondenheid is ontstaan. Dat is tegelijk de belangrijkste opbrengst van de dialoog.
Er is niet direct een concrete oplossing voor het probleem voorhanden, maar er is wel veel meer zicht op wat
de onderliggende overwegingen, waarden en principes zijn. Het kan daarmee heel goed de aanzet geven tot
een volgende dialoog, waarin de nieuw naar voren gekomen waarden centraal worden gesteld.

Hartger Wassink
Pieter Mostert

zondag 1 juni 2014

Dag 153 - Dialoog in opvoeding en op school

Wanneer kinderen al vroeg geconfronteerd worden met ouders (en/of docenten) die hen uitnodigen na te denken over wat ze doen en of het anders had gekund, leren ze veel eerder en vooral makkelijker verantwoording voor hun gedrag en daden te dragen.
Uiteraard is daarvoor wel een heel bewust ouderpaar nodig dat daar mee aan de slag gaat en we weten allemaal hoe moeilijk het kan zijn om de opvoeding van kinderen in deze tijd vanuit alle rust en doordacht te doen.
Voor mij reden te meer om me te blijven inzetten voor dialoog binnen het onderwijs en ik voel me gesterkt als ik onderstaan blog van Jack Provily met jullie deel. Zonder het woord dialoog te gebruiken beschrijft hij precies datgene dat kinderen tot die verantwoordelijkheid uitnodigt. Overigens denk ik dat deze visie dezelfde waarde voor volwassenen.

‘Niet  oordelen, maar de goede vragen stellen in een respectvolle relatie

‘Als we oordelen over wat kinderen doen, ontnemen we hen eigen verantwoordelijkheid,’ stelt Jack Provily - werkzaam met  onderwijsbegeleiders en leraren - in zijn meest recente bijdrage. Provily  komt met nieuwe vragen als er een conflict dreigt of  sprake is van ‘storend gedrag’ . Om het kind juist naar binnen te leren lijken, zodat deze zich niet beoordeeld voelt, maar gesteund. ‘Kinderen hebben, net als wij, eigen verlangens en doelen.’

Als we ervan uitgaan…
  • dat kinderen, net als wij, menselijke wezens zijn
  • dat ze, net als wij, hun verlangens en doelen hebben
  • dat ze, net als wij, de wereld waarnemen op hun eigen wijze
  • dat ze, net als wij, op unieke wijze plannen maken om hun doel te bereiken, gebaseerd op hun eigen waarneming
  • dat ze, net als wij, hun wereld willen vormgeven zoals zij denken dat dat zou moeten
  • dat ze, net als wij, daarbij hun eigen prioriteiten stellen:

Hoe kan het dan zijn dat wij menen te weten waar kinderen mee bezig zijn?

Als we oordelen over wat kinderen doen, ontnemen we hen verantwoordelijkheid. Wij bepalen immers of het goed of een beetje goed of helemaal niet goed is wat ze doen. Dat doen we vanuit onze eigen waarneming, met onze doelen, met onze structuren, met ons plan in gedachte.
Maar hoe zit dat bij het kind met de eigen waarden, verlangens en beelden?
Als we respect tonen, helpen we een kind met naar binnen kijken. Door vragen te stellen, kan een kind bij zichzelf te rade gaan en bepalen wat het nu echt wil en hoe dat met respect voor anderen kan.
Als de goede vragen worden gesteld in een respectvolle relatie, leert een kind daarmee zelfreflectie te ontwikkelen en is het in staat om op een effectieve wijze de eigen, interne vraagstukken op te lossen. Hiermee kan een mens zelf-verantwoordelijk gedrag vertonen.

Het heeft geen zin om te straffen of te belonen om daarmee ander, duurzaam gedrag te verwachten. Sterker nog, uiteindelijk blijkt het contraproductief.
Mensen veranderen hun gedrag alleen maar als er intern iets plaatsvindt (geldt ook voor u en mij!).

Bij conflicten en storend gedrag hebben we de neiging om naar het waarom te vragen. Deze vraag zorgt er onmiddellijk voor dat mensen hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen.

Waarom indiceert al een oordeel. En dat willen we niet! Beter is het om, door vragen te stellen, de ander ‘naar binnen te laten kijken’.
De eerste vraag is hem/haar te laten benoemen wat er gebeurd is en of dat volgens de gemaakte afspraken is en wat de consequentie is. Als we daarna vragen of dit is wat de ander wilde en wat hij/zij eigenlijk zou willen, dan wordt het duidelijk waar de mogelijkheden zitten. De slotvraag is: wat gebeurt er als de afspraak weer geschonden wordt?
Als bovenstaande vragen met oprechte interesse en aandacht en zorg worden gesteld, zal de ander voelen dat er niet geoordeeld, maar gesteund wordt.
Deze manier van werken als een trucje zien om anderen te corrigeren, zal tot niets leiden.  Met open hart, open mind en open wil aan de ander deze vragen stellen, zal zorgen voor zelfinzicht en uiteindelijk zelfverantwoordelijkheid. (Jack Provily)

Dialoog op deze manier nodigt uit tot een andere attitude, zelfinzicht en uiteindelijk zelfverantwoordelijkheid voor kinderen èn volwassenen. A domani!