Wil je dat mensen weten om te gaan met mens-uitsluitende uitspraken door politici dan dien je vroeg te beginnen kinderen, op school, bekend te maken met kritisch denken. Dat is volgens mij de eerste stap op weg naar een democratie zoals deze in beginsel haar waarde had en bedoeld was.
Wat ik niet snap is dat wanneer ik lees in het document Dialoog op school van het NICIS:
"De wettelijke verplichting sinds 2006 voor scholen om zich bezig te houden met sociale integratie, actief burgerschap en sociale cohesie, biedt kansen voor de interculturele dialoog als één van de middelen om te werken aan deze doelen", dat er nog zo weinig te zien is van dialoog in het onderwijs. Laat ik met dit blog een lans proberen te breken.
|
Matthew Lipman |
Matthew Lipman plaatst het filosoferen met kinderen in het perspectief van de democratische samenleving. Democratie is ook en vooral een vorm van samenleven, een manier waarop mensen hun ideeën en ervaringen met elkaar uitwisselen, daarover met elkaar communiceren en daaraan groeien. Dit doen ze in de erkenning van wederzijdse belangen van individuen en groepen. Daarom is democratie ook geen vast gegeven, een toestand die wij, de volwassenen van vandaag, kunnen aanbieden aan kinderen, de volwassenen van morgen.
Democratie is veel meer een weg waaraan we voortdurend moeten werken door een intensieve interactie tussen zo veel mogelijk individuen en groepen in de samenleving. Een democratische samenleving als de onze, vindt Lipman, moet alles in het werk stellen om zijn burgers tot redelijke individuen op te voeden. Een democratische samenleving kan niet gedragen worden door individuen die alleen maar rationeel zijn, d.w.z. mechanisch en strikt kunnen redeneren, maar niet in staat zijn om hun denkvermogens op elkaar af te stemmen. Evenmin kan ze gedragen worden door individuen die wel van een behoorlijk aantal kennisgebieden op de hoogte zijn, maar niet bij machte zijn om ze op de juiste manier toe te passen (Lipman, 1991).
In een wereld die voortdurend verandert, een wereld die meer en meer multicultureel wordt, is het belangrijk ervoor te zorgen dat individuen zich ontwikkelen tot personen met een goed oordeelsvermogen. Twee van de belangrijkste doelen van het filosoferen met kinderen zijn:
het ontwikkelen van het denk- en oordeelsvermogen van kinderen;
het ontwikkelen van de dialoog.
Filosoferen met kinderen wil een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het denkvermogen van kinderen. Meer specifiek gaat het om:
het ontwikkelen van het kritisch denkvermogen, dat is het denkvermogen dat betrouwbare cri-teria kan hanteren, dat contextgevoelig is en zichzelf kan verbeteren;
het ontwikkelen van het creatief denkvermogen, dat is het denkvermogen waarmee patronen kunnen worden doorbroken en nieuwe verbanden kunnen worden gelegd;
het ontwikkelen van het redeneervermogen, dat is het vermogen om correcte gevolgtrekkingen te maken;
het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden, waarmee het mogelijk is informatie op een coherente wijze te organiseren en te interpreteren;
het kinderen ertoe brengen zelfstandig na te denken.
Filosoferen met kinderen richt zich op dialoog. ‘Filosofische gesprekken zijn niet simpelweg te herleiden tot
het tegenover elkaar zetten van meningen’, schrijven Kessels c.s. ‘Het gaat er niet om anderen te overtuigen van het eigen gelijk, noch is het een louter uitwisselen van ervaringen, standpunten en overtuigingen. In de filosofische dialoog streven we ernaar de verschillende meningen die aan bod komen te verrijken, we gaan op zoek naar de verbinding tussen de standpunten, we proberen de ideeën of vooroordelen op te sporen die achter bepaalde uitdrukkingen steken. In een filosofisch gesprek hebben de deelnemers een gezamenlijk belang, het uitdiepen van de kwestie die aan de orde is’ (Kessels, e.a. 2002). Daarom is er, volgens Kessels c.s., in het filosoferen ‘waarlijk sprake van een dialoog’:
kinderen luisteren naar elkaar;
ze stellen elkaar vragen;
ze verplaatsen zich in de ander, proberen de wereld door elkaars ogen te bekijken;
ze denken niet tegen de anderen (‘ja, maar’), ze denken met de anderen, samen, als één hoofd (‘ja, en’).
De filosofische dialoog behoeft geen eenduidige antwoorden, oplossingen of besluiten. Wederzijds begrip en inzicht in elkaars denken is het – beoogde - resultaat (Kessels, e.a. 2002).
Filosoferen en dialoog met kinderen is o.a. gericht op de vorming van democratische vaardigheden en attituden. Het wil bijdragen aan de ontwikkeling van competenties, die worden genoemd als belangrijk voor kritisch democratisch burgerschap. Het filosoferen met kinderen zou een democratische praktijk zijn, een situatie in de school waarin kinderen democratie kunnen praktiseren. Filosoferen met kinderen is gebaseerd op uitgangspunten als: kinderen zijn gelijkwaardig, ze overleggen en gaan in dialoog met elkaar, kinderen vormen een mening, op basis van argumenten en dat doen ze zelf, onafhankelijk van anderen, verschillen van mening wordt gewaardeerd.
Zegt het voort, zegt het voort!
Bron:
Democratie leren door filosoferen van Rob Bartels)