|
Jikke de Ruiter |
Het blog van gisteren was wat kritisch over hoe de dialoog vaak gebruikt wordt en dat meende ik ook. Het begrip en alles dat er bij hoort verdiend echt eerherstel, vooral omdat het juist nu zo hard nodig is.
Als antwoord op gisteren deel ik een stuk tekst van
Jikke de Ruiter dat aangeeft waar ik voor wil staan als het over de dialoog gaat.
Praktisch gezien is de dialoog gewoon een tweegesprek, maar ethisch gezien gebeurt er meer. Die ethische kant belicht ik vanuit twee gezichtspunten: de joodse filosofie en het Amerikaans perspectief. In de joods-filosofische traditie hebben denkers zich gebogen over de vraag: hoe verhouden we ons als mensen ten opzichte van elkaar: de ander/het andere?
Als dialoogfilosoof bij uitstek wordt Martin Buber (1878-1975) genoemd. Hij beschouwt de dialoog niet
zozeer als een interactie met woorden, maar meer als een attitude. De dialoog drukt een houding uit, een
verhouding met de verschijnselen om ons heen. Wij verhouden ons op twee manieren of liever op twee plaatsen tot elkaar: de ene plaats is wat hij noemt de HET-wereld en de andere de IK-JIJ-wereld.
De HET-wereld kan geordend worden en verklaard en heeft samenhang in ruimte en tijd. Deze wereld kun je ervaren en gebruiken en er heerst onbeperkte oorzakelijkheid. Het is de wereld van resultaat, organisatie, wetenschap, nut en empirie. Wij kunnen deze wereld dan ook naar onze hand zetten. Wij verhouden ons tot anderen als een subject tegenover een object. De ontwikkeling van de HET-wereld heeft echter een nadeel: het gaat onherroepelijk ten koste van de menselijke relatiekracht. Terwijl de mens pas echt mens wordt in zijn relaties. Pas dan ervaart hij de geborgenheid, de zin en de kracht van het leven.
De IK-JIJ-wereld is de wereld van de relatie, waarin we ons verhouden tot elkaar als subject tot subject. Als jij verschijnt, verschijn je als een jij, niet als een het of hij/zij. Een jij is de ander die ik niet heb gereduceerd tot zijn rollen, of tot een verlengde van mezelf, een afspiegeling van wat ik ervaar en zie. Dat resulteert in een beweging van ons beiden: een ontwikkeling, een beroering. Werkelijk leven wordt dus pas gerealiseerd in de ontmoeting, de dialoog. Jij beroert mij en ik beroer jou. Voor iedereen, ook coaches,
is het een oefening om zich te laten beroeren door de uniciteit van de ander
(Buber, 2001, 2007).
Het masker
Levinas (1906-1995) legt dit idee, vrij vertaald, als volgt uit: wij leven in een cultuur van beeldvorming. We maken onszelf toonbaar om in de samenleving te voldoen aan een beeld dat anderen van ons hebben, of waarvan we willen dat men het van ons heeft. De samenleving ordent deze beelden. Ik ken of begrijp mensen dan op grond van hun plaats in de maatschappij (het systeem). Als ik iemand op deze manier ken,
dan geef ik hem waarde vanuit de vergelijking met medemensen. Zo heeft een mens geen waarde uit zichzelf. Levinas noemt dit de persona (masker). Achter dit masker gaat de mens schuil. Deze mens komt soms
tevoorschijn, vaak in zijn lijden ofwel zijn passie. Dan valt het masker af en toont hij zijn kwetsbaarheid. De Ander treedt op de voorgrond en heeft betekenis ´uit zichzelf´.
Zijn naakte gelaat is niet objectiveerbaar, niet reduceerbaar tot welk systeem dan ook. Als de ander zijn kwetsbaarheid toont, word ik gegrepen, zegt Levinas. Ik kan mij niet onttrekken. Het verzoek is onontkoombaar, geweld is onmogelijk. Vervolgens wil ik misschien iets bedenken om uit deze confrontatie
te komen; het appel kan namelijk ongelegen komen of te groot zijn. De enige manier om onder dit appel uit te komen, is door af te zien van de eigenheid van een ander. Ik duw hem dan in een rol en plaats hem opnieuw onder een algemene noemer. Hij wordt dan slechts gekend op grond van zijn plaats in het geheel: het ontologisch vlak. Levinas stelt dat er eigenlijk maar één appel is: dood mij niet. Om dat te verstaan is het belangrijk te erkennen dat er verschillende manieren zijn van doden: je kunt iemand zijn leven ontnemen, maar je kunt ook iemand zijn wezen ontnemen door hem op te sluiten in zijn kenmerken. Hij noemt dit het geweld van de afwending. Onze westerse cultuur is een cultuur van afwending en daardoor is de mens op zichzelf teruggeworpen en dus niet geborgen
(Levinas, 2003).
Als coach kun je je cliënt tot een geval maken, er een label op plakken, maar dat willen we niet.
Zingevende dialoog
Wat kan hierin de dialoog betekenen? De dialoog zorgt voor de ontmoeting met de ander als volstrekt uniek wezen. De ander ervaart daardoor dat hij iets betekent vanuit zichzelf. Dit is het zingevende karakter van de dialoog. Het stoppen met labelen is daarvoor niet genoeg. We moeten ook loskomen van onze rolopvatting. Wanneer ik in dialoog ga, ben ik niet de coach, de interviewer, degene die begrijpt of die iemand helpt richting zijn doel. Ik ben iemand die een ander ontmoet en ook een JIJ is met een appel. De ethiek van Buber en Levinas volgend, worden we uitgedaagd om uit onze comfortzone te stappen en het appel
van de ander te ontvangen. We denken danmee vanuit een niet-weten. Dat is naakt en kwetsbaar omdat ook ons professionele masker afgaat.
Dit opent weer nieuwe perspectieven: we kunnen onszelf, het verschil inzetten om de ontwikkeling te ondersteunen. Chaim van Unen (2007) formuleert het zo: “Laten we wachten op wat komen kan en zo ruimte scheppen voor andere mogelijkheden. Zonder die ruimte te laten geef ik de Ander niet de kans ook zijn frase aan te knopen en op zijn verhaal te komen, waardoor mij gemakkelijk het anders-zijn van de Ander zal ontgaan. Levinas (2003) zou mijn gretige overbrugging van de ruimte met mijn eigen frasen een daad van geweld noemen.”
De dialoog moet niet verward worden met het lieve, prettige gesprek. Want dan vertalen we het woord ‘ontmoeten´ verkeerd. We zouden ontmoeten dan zien als ‘niet meer moeten’. Het voorvoegsel ‘ont’ opgevat als in het woordje ontdekken: niet meer dekken, de deksel eraf halen. Dat zou inhouden dat onze klant niets moet tijdens het gesprek. Terwijl het waarschijnlijker is dat ‘ont’ opgevat moet worden als in ontbijten: beginnen met bijten. Dan betekent ontmoeten: beginnen met moeten. Een ander verschijnt en je moet iets. Het is een treffen met gevolg (Vandamme & De Ruiter, 2010).