Ik schreef al eerder over fasen en velden binnen een dialoog, maar wil er graag nog iets dieper op in gaan. Dit stuk komt van het Nieuwe Trivium en laat zien dat de velden in een gesprek veel te zeggen hebben.
De Amerikaanse systeemtherapeut O.C. Scharmer voerde gesprekken met probleemkinderen samen met de gezinnen waar zij uit kwamen. Op basis van videomateriaal van deze gesprekken ontwierp hij een model van de verschillende fasen of ‘velden’ in een gesprek. Dat model werd vervolgens door de filosoof en dialecticus William Isaacs overgenomen voor de analyse van gesprekken in organisaties (Isaacs, 1999) .
Model 4 velden van gesprek (Kessels, Boers en Mostert, 2002)
Het model bestaat uit twee assen. De horizontale as geeft weer of we in het gesprek en onze interacties de nadruk leggen op samenzijn, op het belang van het geheel en de groep, of op alleen staan, op ons eigen, individuele belang als deel van de groep. De verticale as geeft weer of we ons in het gesprek reactief gedragen, door de anderen bepaald, heteronoom, of reflectief, zelfsturend, autonoom. De twee assen bakenen vier velden af. Elke overgang van het ene veld naar het andere vergt dat je een crisis overwint.
Crises
1-> 2 sociale conventies opgeven, alleen durven staan
2-> 3 eigen gelijk opgeven, verplaatsen in de ander
3-> 4 denkgewoontes en illusies opgeven, nieuw denken
4-> 1 euforie opgeven, eigen belang opgeven
We kijken naar de verschillende velden.
Het eerste veld: conversatie
Kenmerkend voor het eerste veld, linksonder, is dat de deelnemers aan een gesprek samen zijn en
zich reactief gedragen. Zij voegen zich naar de heersende conventies, door beleefd te zijn,
voorkomend, welgemanierd. Een gesprek dat op die manier gevoerd wordt noemen we
conversatie. In zo’n gesprek zorgen we ervoor dat de sfeer aangenaam is, of althans niet
onaangenaam, dat er geen onvertogen woorden vallen. Op zeker moment voldoet een conversatie
als vorm van spreken niet meer. De conventies worden beklemmend, de (ongeschreven) regels een
keurslijf, de vriendelijkheid onecht. Om echt van elkaar te leren zullen we stelling moeten nemen,
ons losmaken uit de groep, de conventies doorbreken, de bestaande machtsverhoudingen uitdagen.
Dat is de overstap naar het tweede veld.
Het tweede veld: discussie
Dit veld wordt gekenmerkt door frictie, door poneren en opponeren, argumenten en tegenargumenten, pro en contra redeneringen. Zo’n type gesprek noemen we ‘discussie’ of – indien de discussie aan regels wordt gebonden - ‘debat’. De deelnemers zijn daar niet meer samen maar ze staan alleen. En frictie is voornamelijk reactief: een aanval, hoe verhuld of vriendelijk ook gebracht, lokt een verdediging uit. Merk op dat er moed voor nodig is deze overgang te maken. In dit geval is dat de crisis van het alleen durven staan, de bestaande verhoudingen tarten, de geldende regels aantasten. Daarmee veroorzaak je instabiliteit in de groep en geef je je eigen veiligheid prijs.
Een discussie of debat kan een uitstekende manier zijn om de verschillende argumenten in een kwestie te verzamelen en te toetsen. Maar we kunnen er ook gemakkelijk onze openheid kwijtraken. Wanneer we in een gesprek terechtkomen dat gekenmerkt is door frictie en oppositie, door aanvallen en verdedigen, krijgen we namelijk de neiging ons in te graven in ons standpunt.
Het derde veld: dialoog
Om verder te komen is een ander soort gesprek nodig, een gezamenlijk onderzoek, een dialoog. De
grootste hindernis die hier genomen moet worden is dat we onze oordelen moeten leren opschorten. Dat houdt in dat we onze eigen oordelen en die van anderen leren observeren zonder ons er in vast te bijten of ze van ons af te werpen. In het derde veld overheerst de onderzoekshouding. Hier hebben we ruimte en tijd om na te denken over waar het ons ook weer om begonnen was. Hier kunnen we onze belangen vanuit een zekere belangeloosheid onderzoeken en opnieuw interpreteren, door verschillende oordelen, standpunten
en redeneringen naast elkaar te leggen en te toetsen op validiteit en legitimiteit. Wanneer we namelijk eenmaal de ruimte gecreëerd hebben om gezamenlijk na te denken, beginnen we onze gedachten over een kwestie uit te wisselen. We staan open voor de gedachten van anderen. Maar het zijn nog steeds ‘gedachten’: dat wat we al eerder dachten. Voor echt nieuw denken is het volgende veld nodig.
Het vierde veld: creativiteit
Ieder heeft wel eens een gesprek meegemaakt waarin het lukte nieuw te denken, tot werkelijk nieuwe ideeën te komen. Dat is een prikkelende, inspirerende, soms zelfs euforische ervaring, die een sterke samenbindende werking heeft. Tegenwoordig wordt die ervaring aangeduid met de term ‘flow’. Vroeger werd daar wel het klassieke begrip ‘metanoia’ voor gebruikt, wat letterlijk ‘omdenken’ betekent, of ook ‘ommekeer’, perspectiefwisseling. Daarmee zitten we in het vierde veld van het model. Isaacs vergelijkt deze fase van een gesprek met het functioneren van een jazzorkest. Net als in een gesprek wordt in een jazzgroep geïmproviseerd. En net als in een gesprek kunnen jazzmusici in hun improvisaties de vaste patronen spelen die al jarenlang in hun muzikale repertoire zitten, of ze kunnen ter plekke iets volkomen nieuws bedenken, iets dat ze nog nooit gespeeld hebben en dat het oude bekende thema een geheel nieuw aanzien geeft. Het verschil tussen die twee manieren van spelen is evident voor de toeschouwer. In het ene geval klinkt de muziek vlak en obligaat, kundig misschien of zelfs virtuoos, maar toch plichtmatig, ongeïnspireerd, enigszins zielloos. In het andere geval lijkt het of er een zindering door de groep gaat. Het is een wonderlijke combinatie van discipline en overgave, van autonomie en gezamenlijkheid, van vrijheid en gebondenheid. Ook hier duikt overigens uiteindelijk een crisis op: we zullen de hoop moeten laten varen dat we deze wijze van spreken eeuwig vast kunnen houden.
Je kunt bewust met een groep deze velden doorlopen, rekening houdend met een aantal factoren.
Een belangrijk vereiste is dat de deelnemers de tijd nemen en de vrijheid krijgen om zich – afgezonderd van hun dagelijkse beslommeringen – te bezinnen over de vraag. Daarnaast dient het te gaan om een thema, waar alle deelnemers persoonlijk of professioneel een interesse in hebben. Verder dient de gespreksleider zich vooral als procesbegeleider op te stellen. Zowel het debat als de dialoog vragen namelijk om een discipline, die mensen in hun gangbare manier van overleggen en vergaderen niet gewend zijn, maar waarvan ze wel het belang en de waarde inzien.
Kader 1: stappen in het debat
1. Begin met een pakkende stelling, vraag of dilemma.
2. Splits de groep willekeurig in drie rollen: pro, contra, jury.
3. Geef kort bedenktijd ter voorbereiding.
4. Verdeel de beschikbare spreektijd 50/50 over pro en contra.
5. Laat een derde zo objectief mogelijk concluderen.
6. Bepaal samen welke vragen nog open staan.
Let op!:
• Wat gezegd wordt is belangrijker dan wie het zegt.
• Elke mening geldt totdat hij is weerlegd.
• Een argument telt als het onderbouwd is.
• Humor en retoriek zijn uitdrukkelijk toegestaan.
Kader 2: stappen in de dialoog
Centraal staat een praktijkgeval, waar de verteller zelf bij is betrokken en die hij of zij als een probleemsituatie heeft ervaren.
1. Vertel kort wat u ervaren hebt:
a. Wat er feitelijk gebeurd is;
b. Wat u zelf gedaan hebt ;
c. Wat de situatie voor u persoonlijk betekent.
2. De anderen stellen verhelderingsvragen
3. De anderen verplaatsen zich in de schoenen van de voorbeeldgever en onderzoeken
elkaars antwoorden op de volgende vragen:
a. Wat zou de situatie voor u betekenen?
b. Wat zou u doen als u in die situatie was?
c. Hoe zou u de centrale vraag beantwoorden?
d. Op grond van welke onderliggende principes of waarden?
4. Aan het eind neemt ieder een paar minuten de tijd om voor zichzelf te formuleren wat de essentie is:
a. Wat gaat u aan uw hart, wat moeten we ter harte nemen?
b. Welke moed is er nodig om daaraan recht te doen? Wat moet er voor worden opgegeven?
c. Wat is dus nodig in de organisatie?
Een uitdaging voor veel organisaties. Zeker met de wetenschap dat er vaak niet verder gekomen wordt dan veld 2 :-)
(Bron: Eindelijk een goed gesprek debat en dialoog als spraakmakers in organisaties - Erik Boers, Peter van der Geer, Jos Kessels)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten