Spread the word!

Het delen van de berichten op dagelijksedialogen wordt erg gewaardeerd! Spread the word of dialogue.

maandag 21 april 2014

Dag 111 - Martin Buber en de ontmoeting

De filosoof Martin Buber  legde de nadruk  op een existentieel op relaties gebaseerd begrip van het menselijk leven. . Hij vindt dat een mens pas echt mens wordt als hij een relatie aangaat met de ander. Het begrip dialoog speelt in zijn denken een belangrijke rol. Dialoog noemt Buber ook wel: gesprek-met-betekenis . In het “Dazwischen” tussen mensen, daar gebeurt het, daar ontstaat die betekenis. Deze dialoog is dan ook geen mooie bijkomstigheid, maar voorwaarde voor een betekenisvol menselijk leven.

Martin Buber  (1878-1965) is één van de invloedrijkste denkers van de hedendaagse tijd.  Ik vind het lastig om iets over zijn levensbeschouwing te schrijven. En kun je wel iets over hem zeggen ?  Zelf gaf hij eens als antwoord : ”Ik heb geen leer, ik voer een gesprek”. Centraal in zijn denken staat de oprechte ontmoeting tussen mensen onderling en tussen mens en God.  Het hele leven  en alle levensterreinen worden benadert vanuit deze conditie.   “Alle werkelijke leven is ontmoeting” zo schrijft hij.  Zijn belangrijkste werk is :  “Ich und Du”. (“Ik en Jij”). Ik vind dit geen “gemakkelijk” boek.  Wie wil beginnen met Martin Buber raad ik : “Dialogisch leven” aan.  Met name omdat het sterk autobiografisch  is,waardoor zijn denken in een helderder context komt te staan.  Hij gebruikt meerdere soorten taal.  Enerzijds een mystieke, bijna poëtische taal. Anderzijds begrijpelijke voorbeelden en daar tegenover  is hij een echte filosoof, die niet eenvoudig te begrijpen valt. “ In het huis van de taal zijn vele woningen” schrijft hijzelf. Ik laat hem daardoor liever zelf aan het woord. Beter dan hem kan ik het niet zeggen. Hierbij enkele citaten, verre van volledig.

‘Zoals een melodie niet is samengesteld uit tonen, een vers niet uit woorden, een zuil niet uit lijnen,zo is het
ook met de mens tot wie ik Jij zeg. Ik kan de kleur van zijn haar of de kleur van zijn taal of de kleur van zijn goedheid uit hem halen, ik moet het telkens weer, maar dan is hij al niet meer Jij. Zoals het gebed niet in de tijd is, maar de tijd in het gebed, het offer niet in de ruimte, maar de ruimte in het offer – wie die verhouding omkeert, heft de werkelijkheid op – zo ook tref ik de mens, tot wie ik Jij zeg, niet aan in een ooit of een ergens. Ik kan hem erin plaatsen, ik moet dat telkens weer, maar alleen nog als een Hij of een Zij, niet meer als mijn Jij. Relatie kan bestaan, ook als de mens tot wie ik Jij zeg, het in zijn ervaring niet merkt. Want jij is meer dan Het weet. Jij doet meer en overkomt meer dan Het weet. Hier krijgt bedrog geen kans; hier staat de wieg van het werkelijke leven.’  (Uit : “Ik en jij”, Martin Buber, Utrecht, Bijleveld. )

Enkele kenmerken van het dialogisch principe:

Wederkerigheid en daarin elkaar toegewend zijn

Het dialogische is niet beperkt tot de omgang van de mensen met elkaar. Het is, zo is ons gebleken, een fundamentele gedragshouding van de mensen tot elkaar, die in hun onderlinge omgang alleen maar tot uitdrukking komt. Zo schijnt dus, ook als het spreken, de mededeling, kan ontbreken, een ding toch van het minimaal dialogische niet af te scheiden te zijn: de wederkerigheid van de innerlijke handeling. Twee mensen die dialogisch verbonden zijn, moeten klaarblijkelijk elkaar ook toegewend zijn, zij moeten zich – onverschillig met welke mate van activiteit of eventueel van activiteitsbewustzijn – naar elkaar toegekeerd hebben. Het is goed zich dat zo sterk geformuleerd voor ogen te houden. Want achter de formulerende vraag naar de grenzen van een besproken categorie verbergt zich een vraag die alle formuleringen doorbreekt.

Aangesproken worden en antwoorden en het beperkt zich niet tot mensen. 

…..Geheel anders gaat het in zijn werk wanneer mij in een ontvankelijk uur van mijn persoonlijk leven een mens tegemoet treedt bij wie iets wat ik helemaal niet concreet zou kunnen aanwijzen, mij «iets zegt». Dat betekent geenszins dat dit mij iets zegt hoe deze mens is, wat er in hem omgaat en dergelijke. Maar: mij iets zegt, tot mij spreekt, mij iets in mijn eigen leven binnenbrengt. Dat kan iets over deze mens zijn, bijvoorbeeld dat hij mij nodig heeft. Het kan echter ook iets over mij zijn. De mens zelf in zijn gedrag ten opzichte van mij heeft met dit uitspreken niets te maken, hij heeft geen verhouding tot mij, hij heeft mij wellicht niet eens opgemerkt. Niet hij zegt het mij, zoals die eenzame zijn buurman op de bank zwijgend zijn geheim bekende; het zegt. Wie hier «zeggen» als beeldspraak opvat, begrijpt het niet. De frase «dat zegt mij niets» is figuurlijk versleten; maar het zeggen waar ik op doel, is werkelijke taal. In het huis van.de taal zijn vele woningen, en dit is een van de innerlijkste. De werking van dit gezegd-krijgen, is een geheel andere dan die van het beschouwen en het observeren. Ik kan de mens aan de hand van wie, via wie, mij iets gezegd is, niet uittekenen, niet beschrijven; zou ik het proberen, dan was het direct gedaan met het gezegd-zijn. Deze mens is niet mijn object, ik heb met hem te maken gekregen. Misschien moet ik iets aan hem volbrengen, doch misschien heb ik alleen maar iets te leren; het komt er slechts op aan dat ik «aanvaard».

Het kan zijn dat ik onmiddellijk te antwoorden heb, juist aan deze mens hier. Het is ook mogelijk, dat aan het zeggen een lange, veelvoudige overdracht voorafgaat, en dat ik daarop ergens anders, een andere keer en aan een ander, antwoorden moet – wie weet in wat voor een taal -  ( Ik vind dat terug in het contextueel pastoraat. Zorg geven aan een ander is een mogelijkheid om het tekort aan ontvangen liefde en waardering weer in (dynamisch) evenwicht te brengen. )

en het komt er nu alleen maar op aan dat ik het antwoorden op mij neem. Steeds echter is er een woord op mij toegekomen dat antwoord verlangt. Deze manier van waarnemen kan gewaarworden genoemd worden. Het behoeft geenszins een mens te zijn, van wie ik iets gewaarword. Het kan een ding zijn, een plant, een steen. Geen vorm van verschijning, geen vorm van gebeurtenis is ervan uitgesloten dat mij door een van hen ooit iets gezegd zou worden. Alles – wat dan ook – kan het woord bevatten. De mogelijkheden en de grenzen van het dialogische zijn die van het gewaarworden.

Ontmoeting lijkt zo“simpel”alleen dat is het niet….

Een ieder van ons schuilt in een pantser, dat de opgave heeft de tekenen af te weren. Tekenen geschieden onophoudelijk aan ons, leven is aangesproken worden wij hoeven alleen maar aanwezig te zijn en waar te nemen. Maar dat waagstuk is ons te gevaarlijk, de geluidloze donderslagen schijnen ons steeds weer met vernietiging te bedreigen, en wij vervolmaken van geslacht op geslacht de afweerapparatuur.


Buber, Martin. Dialogisch leven. Utrecht: Erven J. Bijleveld, 2007. via http://www.gijseikelenboom.nl/?page_id=416

Geen opmerkingen:

Een reactie posten