Spread the word!

Het delen van de berichten op dagelijksedialogen wordt erg gewaardeerd! Spread the word of dialogue.

zaterdag 14 juni 2014

Dag 165- Debat en dialoog vullen elkaar aan!?

Als surfend kwam ik ( een dag te laat ivm de walgelijk mooie wedstrijd van Nederland) een reactie tegen op een artikel van Chris Bos van Hans van Meeteren. Onderaan het artikel reageerde Chris Bos weer terug op de bijdrage van van Meeteren en deze deel ik graag omdat het laat zien hoe eea zich tot elkaar verhoudt. Debat en dialoog vullen elkaar aan!? Lees eerst het artikel HIER.

Reactie van Chris Bos
Het is verleidelijk om de reactie van Van Meeteren op mijn artikel'Van debat naar dialoog' te weerleggen en daarmee, zoals Van Meeteren zelf ook verwacht, het debat met hem aan te gaan.
Het gevolg daarvan is dat je het of me t mij eens bent of met Van Meeteren. Ik wil me echter niet laten verleiden tot het debat, niet omdat ik het debat afkeur maar omdat ik wil voorkomen dat ik van zowel mijn eigen opvatting als van die van Van Meeteren een karikatuur maak.
Als ik de reactie van Van Meeteren op mijn artikel lees, is er veel waar ik het van harte mee eens ben. Ook ik vind dat het debat soms functioneel is, ook als onderdeel van het mediationproces. Een debat creëert helderheid, legt tegenstellingen bloot en geeft de mediator (en de partijen) inzicht in de kern van het conflict.
Het debat is vaak ook de katalysator van de dialoog. Als het debat binnen een mediationgesprek wordt gevoerd of, zoals Van Meeteren bepleit, zelfs wordt aangemoedigd, is het ook noodzakelijk dat er een ommekeer komt. Op een gegeven moment zal zich het 'wonder' dat partijen zich 'oorlogsmoe naar de dialoog bewegen moeten plaatsvinden.
Blijkbaar zijn Van Meeteren en ik het er dus ook over eens dat het star vasthouden aan het debat niet vruchtbaar is. Een mooi voorbeeld van de wijze waarop debat en dialoog elkaar constructief kunnen
opvolgen vinden we in de politiek: debatteren in verkiezingstijd (geeft immers helderheid aan de kiezers) en de dialoog voeren tijdens de formatie (maakt verbinding mogelijk).
Uiteindelijk zou het zo moeten zijn dat partijen zelf bepalen of ze met elkaar communiceren in de vo¡m van het debat of die van de dialoog. In conflicten waarin partijen zelf aangeven dat het goed is als de waarheid eens op tafel komt, hoe confronterend die 'waarheid' ook moge zijn, kun je je ai'ragen waaraan de
mediator het recht zou moeten ontlenen om partijen daarvan te weerhouden. Het is juist de professionaliteit van de mediator - ook dat ben ik met Van Meeteren eens - om ondersteunend te zijn in het proces waarbij de frustratie van het debat plaatsmaakt voor het verbindende of verzoenende gebaar van de dialoog. In
mijn artikel heb ik vooral duidelijk willen maken dat dat gebaar van verzoening en verbinding niet wordt gemaakt zolang de partijen met elkaar in debat zijn.

donderdag 12 juni 2014

Dag 164 African Tribal Leadership

Ik kwam deze recensie tegen van Drs. J. Peters over het boek African Tribal Leadership van Willem de Liefde.
“Een compact boek van 143 bladzijden, veel wit, ruim van opzet, met prachtige tekeningen en etsen, 13 praktijkverhaaltjes, handige checklisten en binnen een paar uur uit. Wat wilt u als snelle manager nog meer? Misschien is uw vraag: ‘Gaat het ook nog ergens over?’ Mijn antwoord: absoluut.

Een boek waarin the medium the message is en die in deze tijd van de zelfverrijkende manager een mooi beeld geeft van het ‘andere leiderschap’. Uw baas heeft natuurlijk geen tijd om dit soort verstandige dingen te lezen, maar geef dit boek toch maar aan hem/haar cadeau op de komende verjaardag.
‘African Tribal Leadership’ (Nederlandstalig!) is bedoeld voor de manager die zichzelf ziet als organisatievernieuwer en ergens een onbestemd gevoel heeft dat sturing sec op doelen en resultaten per saldo alleen maar leidt tot onderwerping aan regelgeving en procedures en de verdere dehumanisering van de organisatie.

Auteur Willem de Liefde woont in Zuid-Afrika en kwam daardoor in aanraking met de stammencultuur in zuidelijk Afrika en de wijze waarop daar leiders worden gekozen en hoe leiders vervolgens omgaan met hun achterban. Ons Westerse denken wordt ‘aangestuurd’ door ‘ik denk dus ik besta’ en het Afrikaanse denken door ‘ik ben omdat wij bestaan’. Leiders, maar ook de groepsleden, maken hun ego ondergeschikt aan de gezamenlijke belangen van de groep om zo als groep succesvol te kunnen overleven.

 U begrijpt het al: dit boek is niet realistisch. We kopen liever met meer dan 50.000 managers ‘Hoe word ik een rat?’ (sturing door machtsgebruik, ongelijkwaardigheid en vooral machtsmisbruik) dan boeken over communicatieve sturing op basis van mens zijn en gelijkwaardigheid. Misschien moet Manager & Literatuur dit boek er maar gratis bijsturen als rattengif en vanuit een eigen maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid. Het boek biedt weinig nieuws onder de zon met betrekking tot het andere wereldbeeld (medewerkers zijn geen onderdelen in een machine), maar geeft hele praktische voorbeelden, tips en checklistjes hoe je het ‘tribale’ denken handen en voetjes kunt geven. Het boek handelt over de zingeving van werk, de pijlers van fatsoenlijk leiderschap en de hulpmiddelen daarbij als het vertellen van verhalen en het gebruik van kunst en filosofie, maar de laatste vijf hoofdstukken zijn zeer concreet: hoe te vergaderen, hoe een bedrijfsanalyse te doen, het gebruik van het instrument dialoog (zie ook Peter Senge), core zingeving, de rol van ouderen in onze organisaties, identiteitsontwikkeling en Goddank voor de Westerse manager een negen stappenplan (bladzijde 131).

 Ik vind ‘African Tribal Leadership’ waardevol omdat je jezelf goed kunt spiegelen in termen van: Wat ben ik voor type leider? Wat sta ik eigenlijk te managen? De bezieling in mijn organisatie of de producten? Willem de Liefde is duidelijk: Als de aandeelhouderswaarde tot doel wordt verheven is het gevolg onvermijdelijk dat mensen emotioneel en spiritueel geen bevrediging vinden in hun werk. Zij kunnen immers in de doelen onvoldoende terugvinden wat zij zelf waardevol vinden. Het boek handelt vooral over hoe je dienend leiderschap vorm geeft, dat blijkt voor Westerse managers lastig. Je bent aan de top gekomen om de organisatiegemeenschap te dienen, volgens dit boek, en dat terwijl je dacht aan de top gekomen te zijn om te verdienen aan diezelfde gemeenschap en om juist lekker geïsoleerd beslissingen over anderen te nemen. Als het volgende u vreemd voorkomt, moet u boek maar eens lezen: ‘Veranderingen ontstaan vanzelf als de situatie verandert. De Afrikaanse manager geeft daartoe ruim baan aan signalen voor verandering en is alert op obstakels in het natuurlijke veranderingsproces’ (bladzijde 99).

Deze recensie is geschreven op Bevrijdingsdag 2003.”
(bron: www.managementboek.nl)
 Drs. J. Peters is directeur van Overmars Organisatie Adviseurs in Zwammerdam en schreef in 1997 het boek ‘Niets nieuws onder de zon’. Hij is mede-oprichter van www.chaosforum.com.

woensdag 11 juni 2014

Dag 163 - The Magic of Dialogue

 Een mooi stuk over dialoog (in het Engels vandaag) met vooral aan het eind een test of je "dialogisch"bent.

Dialogue is the manner in which we take in another’s viewpoint, listen and respond to one another, and engage. The Head Start community can learn from this article how Martin Buber first described dialogue, the skill it requires, the role it plays in our day-to-day interactions, and how we can test ourselves to see if we are ready for dialogue. In addition, the article includes a list of strategies for successful dialogue.

In philosopher Martin Buber's classic work I and Thou, he suggests that in authentic dialogue something far deeper than ordinary conversation is going on. The I-Thou interaction implies a genuine openness of each individual to the concerns of the other. In such dialogue, "I" do not, while talking with you, selectively tune out views I disagree with, nor do I busy myself marshaling arguments to rebut you while only half attending to what you have to say. Nor do I seek to reinforce my own prejudices. Instead, I fully take in your viewpoint, engaging with it in the deepest sense of the term. You do likewise. Each of us internalizes the view of the other to enhance our mutual understanding.

Buber voiced the stunning insight that, apart from its obvious practical value for problem-solving, dialogue expresses an essential aspect of the human spirit. He knew that dialogue is a way of being. In Buber's philosophy, life itself is a form of meeting, and dialogue is the place where we meet. In dialogue, we penetrate behind the polite superficialities and defenses in which we habitually armor ourselves. We listen and respond to one another with a kind of authenticity that forges a bond between us.

By performing the seemingly simple act of responding empathetically to others and in turn being heard by them, Buber observed, we transcend the constricting confines of the self. Instead of saying, "you or me," you hear yourself saying, "you and me." The act of reaching beyond the self to relate to others in dialogue is a profound human yearning. If it were less commonplace we would realize what a miracle it is.

Missing Skills

If the yearning for dialogue is universal, why is it so rare? Because it calls upon skills that impose a rigorous discipline on participants. Most people have not taken the time and effort to develop these skills. The reason is not lack of motivation. People have ample incentive to acquire the skills of dialogue. They have not done so for several reasons:
•Models are lacking. Television, for example, resorts to the conflicting debate format when presenting politics and other serious subjects because of its entertainment value.
•The skills of dialogue have not been clearly identified, so people who wish to acquire them do not know what they are.
•There are no obvious consequences of failure to develop the skills. If you tried to swim or ski without knowing how, your lack of skill would be swiftly and dramatically obvious, perhaps fatally so. If you fail at dialogue, it is not at all obvious that the reason is lack of dialogic skill, or even that a failure has occurred.

Significantly, success at dialogue is much more self-evident than failure. When dialogue is done well, the results can be extraordinary: Long-standing stereotypes dissolved, mistrust overcome, mutual understanding achieved, visions shaped and grounded in shared purpose, people previously at odds with one another aligned on objectives and strategies, new common ground discovered, new perspective and insights gained, new levels of creativity stimulated, and bonds of communication strengthened.

I do not want to overstate the benefits of dialogue. Though I believe it sometimes has almost magical properties, it is not a panacea for all the problems that ail us. Faith in the ability to talk to solve problems is very American, and to some cynics, a sign of our cultural naïveté. It's easy to poke fun at serious, well-meaning attempts at dialogue that miscarry, as many unfortunately do.

As our society becomes increasingly fragmented and pluralistic, we're likely to misunderstand one another more and more. Ordinary discussion is not powerful enough to break through these misunderstandings. We will need increasingly to resort to the more potent resources of dialogue. All of us will need to know how to initiate and carry out spontaneous dialogue.

Constant readiness is the key to success. You never know when an opportunity for spontaneous dialogue will arise. If you are not ready to take advantage of it, the opportunity will pass you by. Worse yet, you may get drawn into a dialogue that will turn sour, leaving the bad taste of failure.

Constant readiness means that you know the strategies for doing dialogue successfully, and feel comfortable in applying the most important ones. (See "Strategies for Successful Dialogue" on the next page) For example, you understand the core requirements for dialogue - treating the other as an equal in every respect (part of what Buber meant by "thou"), being willing and able to bring everyone's assumptions - including yours - into the open without becoming judgmental.

Should the need arise you must be psychologically prepared to perform an act of empathy - which requires both self-confidence and the lowering of defenses. If you are in full battle gear, as many of us are these days in our encounters with a self-absorbed world, it is easy to interpret an act of empathy as a loss of face, a deficit of macho. I suspect that most opportunities to initiate dialogue are lost because participants are not psychologically prepared to take this first critical step.

You must also be prepared to confront misunderstandings through focusing on assumptions - both your own and others. Misunderstandings arise from many sources - from friction between subcultures to differences in interests. The most complex of all are transference-driven distortions. When you misunderstand people from other subcultures, you may be transferring to them attributes, feelings, and beliefs that are part of your own subculture. When you misunderstand people from within your own subculture, you may be transferring to them interests and feelings more appropriate to the ghosts of your past than to them.

Test Yourself

Are you ready for dialogue? Test yourself by asking yourself some searching questions. Suppose, for example, you are an executive in a meeting attended by people of varied ranks within your organization - some who report to you, others who hold a higher position. A discussion is in progress regarding a project that did not work out according to plan. Lots of criticism is being bandied about. Are you prepared to volunteer that you accept some responsibility because of erroneous assumptions you had made, and then to make them explicit? If not, you may want to do more to prepare yourself for dialogue.

Or suppose you are a married man and you have just had a quarrel with your wife. You tell a friend, who then asks you, "After your quarrel, did your wife feel you had listened fully and sympathetically to her side of the story?" If your answer is "no" or "I'm not sure," the chances are you are not quite ready to enter into dialogue with your wife.

Or suppose you are a woman with a younger sister whom you habitually treat as not quite equal to you in experience or smarts. Ask yourself if your attitude toward her reflects the person she is today, or whether you are still reacting to her as she was in the past. To prepare yourself for dialogue with her, you may want to divest yourself of some of the baggage of the past.

One should not underestimate how difficult it is to break ingrained habits of not-listening, to break out of your wall of guarded reserve in order to offer acts of empathy, or to develop the skill of digging out your own and other people's transferences in a non-judgmental fashion. But I'm convinced that everyone can learn to do dialogue, and that each one who does gives a gift to us all.

Daniel Yankelovich is the author of The Magic of Dialogue. This article first appeared in Spirituality and Health; it is reprinted with permission.



dinsdag 10 juni 2014

Dag 162 - Socrates van nu

Dialoog is een weerslag van de tijd. Zo zijn de dialogen van Socrates voor ons 21e eeuwers uit een andere tijd en daarmee misschien wel verfrissend.
In moderne dialogen komt het, net als in vele andere vormen van communicatie, voor dat men hypothetisch met elkaar spreekt: "wat zou je in zo'n geval doen?", "stel je een situatie voor waarin je wel de band met de organisatie voelt" of "wat denk je dat in het hoofd van de directeur om gaat?". Dergelijke vragen en uitspraken kunnen waardevol zijn.
Maar de houding van Socrates is een andere. Hij is keihard wanneer iemand zich vaag uitdrukt en wil dan weten "wat is het nu echt wat je bedoelt?" of "wat is hier nu echt aan de hand?". Niet dat hij zekerheden heeft die hij van zijn gesprekspartners eist; die 'zekerheden' behandelt hij enkel als opstapjes naar volgende vragen. Geen van zijn dialogen heeft een duidelijke conclusie over wat de 'waarheid'' is. Zijn dialogen kennen een voortdurende zoektocht naar de werkelijkheid, die er wel degelijk is, al kan die nooit eenduidig worden uitgedrukt, en die zoektocht is de reden waarom Socrates zo meedogenloos het hypothetische terzijde schuift. Zo zijn zijn dialogen methodes van reflectie; de gesprekspartners worden gedwongen te reflecteren op hoe zij nu echt denken en zich gedragen. Zij ervaren dat die zoektocht in zichzelf waardevol is.

Hoe eigentijds deze vragen ook lijken, ze blijken van alle tijden. De oude Grieken hielden zich er al mee bezig. In de praktische filosofie, en later in de wetenschappen, zijn deze kwesties steeds weer opnieuw voorwerp van onderzoek.
Socrates wordt wel de grondlegger van de filosofie genoemd.  Hij schreef zelf niets. Zijn leerling Plato nam het op zich, de dialogen uit te schrijven die Socrates voerde met tijdgenoten in het oude Athene. In deze dialogen onderzoekt Socrates (nagenoeg) alle wezenlijke kwesties van leven en samenleven. De manier waarop hij dit doet is in de 18 en 19e eeuw opnieuw geïnterpreteerd en als methode uitgewerkt.

De grondslag van onze cultuur vinden we in het klassieke denken, maar we lijken het inmiddels verleerd de essentiële vragen van leven en samenleven te stellen, aan onszelf en aan elkaar. Kunnen we ons nog verwonderen over zaken die zo voor de hand liggen, willen we ons nog open stellen voor werkelijk grondige
nieuwe inzichten, geven wij de ruimte aan onverwachte inzichten en oplossingen?

De socratische dialoog verheugt zich in een toenemende populariteit, waarvan de verklaring niet eenduidig
lijkt te geven. Mogelijk speelt een rol, dat de rationaliteit uit de twintigste eeuw ons veel goeds heeft opgeleverd maar de meer onzegbare zaken heeft verwaarloosd: waar draait het om in leven en
samenleven, wat is nuttig en waarachtig, wat is de zin van ons handelen, hoe komen we werkelijk verder en wat noemen we goed en wat slecht?
De eigentijdse levenskunstdenker Dick Kleinlugtenbelt veronderstelt dat er een ethisch tekort is ontstaan en dat we ons te weinig bezighouden met goed en kwaad vanuit morele overwegingen.
Anderen, zoals de filosoof Joep Dohmen, menen dat moderne mensen de weg kwijt zijn geraakt omdat er juist geen universele wetten zijn of ‘goddelijke voorschriften’ waaraan we ons zouden moeten of zouden willen houden: we worden teruggeworpen op onze eigen, menselijke autonomie en moeten nog leren daarmee om te gaan.
Weer anderen, zoals de Duitse denker en schrijfster Hannah Arend, vermoeden dat het contact tussen mensen is verschraald en de echte ontmoeting tussen individuen – in privé of werk – in het gedrang is gekomen: dit zouden we als een gemis ervaren en ons doen verliezen in zaken die er, als het er op aankomt, niet werkelijk toe doen.
Al dergelijke perspectieven blijken in socratische gesprekken een rol te kunnen spelen. De deelnemers stellen zich opnieuw vragen over de gewoonste dingen, verbazen zich over de betekenis van de ervaringen die worden onderzocht, verwonderen zich over zichzelf en de andere deelnemers. Het meest opmerkelijke
lijkt te zijn, dat de inhoudelijke kwestie die in de dialoog wordt onderzocht ook als vanzelf zichtbaar wordt in de interactie tussen de deelnemers. Als het onderzoek zich richt op (bijvoorbeeld) het volgen van procedures en het houden aan afspraken, blijkt niet zelden dat de regels van de socratische dialoog zelf bij de deelnemers ter plekke opspelen. Zo biedt de dialoog niet alleen meer zicht op de kwestie of inzicht in het vraagstuk, maar tevens een verdiepende ervaring in het onderwerp zelf. De deelnemers spreken na afloop doorgaans van een ervaring die hen – ongeacht de uitkomsten – sterkt in het overdenken van keuzes, het
nemen van beslissingen en het uitvoeren van activiteiten in het privédomein, het sociaal verkeer of in de beroepspraktijk.

(Bron:  http://academievoorlevenskunst.nl/wp-content/uploads/2013/08/brochure-Socrates-op-de-werkvloer1.pdf )

maandag 9 juni 2014

Dag 161 - Zie mij

Mijn werkkamertje wijst 28 graden aan, maar er moet gewerkt worden aan het boek. O ja, het blog moet ook nog. Ineens schiet me te binnen dat er een prachtig gedicht ligt. 'See me!' Deze noodkreet, dit gedicht werd gevonden in de nalatenschap van een onbekende oude vrouw in een verpleeghuis. De Colorado Foundation for Medical Care was zodanig onder de indruk van de boodschap dat ze het gedicht bewerkte en ter verspreiding aanbood.
Iemand zien is wezenlijk voor een dialoog, Vandaar deze bijdrage, a domani!

Wat zie je nu, zuster, als je zo naar me kijkt?
Een kribbig oud mens, wiens verstand langzaam wijkt?
Onzeker, verdwaasd, in ‘t verleden gevangen,
morsend met eten, bekruimelde wangen
en het enige contact dat mij nog rest
is als je zegt: ‘Doe nou eens je best’

Zonder gesputter laat ik je begaan
je baadt me, je voedt me, je kleedt me weer aan
Als dat alles is, kijk dan nog maar een keer
en kijk dan wat beter, want ik ben nog veel meer
Laat me vertellen wie ik ben en wie ik was
Hoor mijn verhaal, want dan ken je me pas.

Eens was ik een kind, tien jaar oud hier nog maar
Dit is mijn gezin, we beschermden elkaar
Zestien en klaar om te wereld te omarmen
Dromend van liefde om mijn hart te verwarmen
Een bruidje van twintig, mijn hart maakt een sprong
Mijn belofte is heilig, ook al ben ik nog jong

Met vijfentwintig ben ik zelf aan de beurt
mijn leven wordt nu door mijn kinderen gekleurd
Een vrouw van dertig, mijn kroost groeit zo snel
nu nog verbonden, maar blijft dat straks wel?
Bij veertig hebben ze de woning verlaten
Met moeite vullen we samen de gaten

Hier ben ik vijftig, weer kleintjes op schoot
Opnieuw omringd door kinderen, de blijdschap zo groot
Maar dan wordt het donker, mijn lief overlijdt
Angst voor de toekomst, mijn vijand de tijd
Mijn kinderen zijn druk met hun eigen gezin
en ik denk aan de jaren en aan wie ik bemin

Nu ben ik oud, mijn omgeving tot last

Lichaam en geest door de tijd aangetast
Mijn huid is gerimpeld, kracht en gratie gaan heen
Op de plaats van mijn hart zit daar nu een steen
Maar diep in dit lichaam woont nog immer dat kind
Dat danst en verliefd is, dat zingt en bemint.

Ik houd van dit leven en beleef het steeds weer,
Ik proef nog de vreugde, maar ook vaak het zeer
Ik denk aan de jaren die zijn weggedreven
Probeer me te schikken in wat is gebleven

Dus open je ogen en kijk nog eens goed
Besef dat de tijd ook met jou straks dit doet
kijk in mijn hart, zuster, maak me weer blij
kijk nog wat beter, kijk en zie …MIJ.


Phillis Mc Cormack
Nederlandse vertaling: Pauline van Tienhoven, Vilans

zondag 8 juni 2014

dag 160 - Dialoog is levensbehoefte

Laten we ons Nelson Mandela herinneren in zijn uitspraken.

 "Moeilijkheden breken sommige mensen, maar maken andere."
 "Ik hou van vrienden met een eigen mening, omdat ze je helpen om problemen van alle kanten te bekijken."
 "Echte leiders moeten bereid zijn om alles op te offeren voor de vrijheid van hun volk."
 "Onderwijs is het machtigste wapen dat je kunt gebruiken om de wereld te veranderen."
 "Vrij zijn is niet slechts het afwerpen van iemands ketenen, maar leven op een manier die de vrijheid van anderen respecteert en verbetert."
 "Wrok is als het drinken van gif en dan hopen dat het je vijanden zal doden."
 "Geef leiding vanaf de achterkant - en laat anderen geloven dat ze aan de voorkant zijn."
 "Ik haat rassendiscriminatie intens en in al haar verschijningsvormen."
 "Een goed hoofd en een goed hart zijn altijd een fantastische combinatie."
 "Als je tot iemand spreekt in een taal die hij begrijpt, gaat dat naar zijn hoofd.  Als je met hem praat in zijn eigen taal, dan gaat dat naar zijn hart."

Dialoog is levensbehoefte

De botsing der beschavingen is gelanceerd door mensen die bij zo'n botsing belang hebben en kan alleen worden genuanceerd door de dialoog tussen beschaafde mensen.
Het woord dialoog is terug te vinden in het Latijn (dialogus) en het Grieks  (dialogos). 'Dia' betekent letterlijk 'door' en 'logos' betekent 'het woord' of  algemener 'de betekenis'.
Dialoog is een gesprek tussen twee of meer mensen, waarin een vrije gedachtenwisseling plaatsvindt, wat tot nieuwe inzichten leidt bij de betrokkenen. Kenmerkend is dat er betekenissen ontstaan die zonder dialoog
 niet tot stand hadden kunnen komen.  Écht luisteren ligt aan de basis hiervan.


Mijn hoop om de dialoog verder uit te kunnen dragen wordt meer dan treffend verwoord door Václav Havel. A domani!

De weg van de hoop

Diep in onszelf dragen we hoop:
als dat niet het geval is,
is er geen hoop.

 Hoop is de
 kwaliteit van de ziel
en hangt af
van wat er in de wereld gebeurt.

Hoop is niet te voorspellen of vooruit te zien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
voorbij de horizon verankerd.

Hoop
in deze diepe
krachtige betekenis
is niet het zelfde als vreugde
omdat alles goed gaat
of bereidheid je in te zetten
voor wat succes heeft.

Hoop is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet alleen omdat het
kans van slagen heeft.

Hoop is niet hetzelfde als optimisme
evenmin overtuiging
dat iets goed zal aflopen.
Wel de zekerheid dat iets zinvol is
afgezien van de afloop,
het resultaat.

[Václav Havel 5 oktober 1936 – 18 december 2011]

zaterdag 7 juni 2014

Dag 159 - Dialoog - AI - organisaties

Meestal starten veranderingen doordat we met elkaar in gesprek gaan via een discussie of debat. We proberen onze standpunten over het voetlicht te brengen en waar mogelijk de ander te overtuigen. Zo denken we tot verandering en/of verbeteringen te komen. De nadruk ligt daarbij vaak op hetgeen dat niet goed gaat.

Maar is dat de enige manier, of zijn er andere manieren waardoor we tot betere resultaten kunnen komen?

Door met elkaar in dialoog te gaan, leren we beter naar elkaar te luisteren en geen oordelen te geven. Een methode die in Nederland in de week van de Dialoog op maatschappelijke onderwerpen met succes wordt toegepast. Als gespreksleider aan deze dialoogtafels heb ik mogen ervaren dat het instrument krachtig is en tot zeer inspirerende resultaten kan leiden.
Met name in Amerika is er ruime ervaring opgedaan met deze methode van organisatieontwikkeling. Verbazingwekkend wordt de methode in Nederland relatief weinig gebruikt in het bedrijfsleven. De methode kent veel wetenschappelijke aandacht onder de naam ‘Appreciative Inquiry’.

Hoe werkt het?

Door gestructureerd in dialoog te gaan zoeken naar wat er werkt in plaats van wat er verkeerd gaat. De focus wordt verlegd van problemen naar perspectief en van ontkennen, klagen en kritiek geven naar verantwoordelijkheid nemen, eigenaarschap en samenwerken. Dit levert de creativiteit, betrokkenheid, acties en initiatieven op die nodig zijn om veranderingen succesvol te realiseren.

Door de dialoog komen mensen in of tussen organisaties in gesprek met elkaar over onderwerpen die ertoe doen. Dat gebeurt altijd op waarderende wijze, met respect voor verschillen in opvattingen, achtergronden en ambities. In het veranderingsproces leren mensen van en met elkaar en creeren ze nieuw perspectief voor de toekomst. Dat perspectief vertaalt zich in acties en initiatieven, waarin mensen de volle verantwoordelijkheid voor de toekomst van hun organisatie en die van zichzelf nemen.

Globaal gezien zijn er vier fasen die doorlopen worden:
1.Ontdek, de processen die op dit moment goed werken
2.Droom, visualiseer de processen die in de toekomst goed gaan werken
3.Ontwerp, de processen zoals ze in de toekomst gaan werken
4.Doe, implementeer de voorgestelde nieuwe processen in.

Wat levert het u op?

Het doel van de dialoog is om mensen uit te nodigen om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst en om aanspreekbaar te zijn op hun persoonlijke bijdrage daaraan. Het proces zorgt voor een constructieve en open atmosfeer, waarin de deelnemers zaken naar elkaar toe durven uitspreken en waar spontaan creativiteit, ideeën, energie en acties ontstaan om het eindresultaat te vormen dat gedurende het proces met elkaar werd bedacht.

De methode werkt omdat mensen actief betrokken worden bij onderwerpen die werkelijk belangrijk voor ze zijn. Er wordt om hun stem gevraagd en meer dan dat, om hun actieve inzet en betrokkenheid. Er word t een atmosfeer gecreëerd waarin mensen zich durven blootgeven en het achterste van hun tong laten zien. Het proces genereert de energie en het ‘commitment’ dat nodig is om vaak lastige veranderingen daadwerkelijk te realiseren. Dat is de kracht van de dialoog!

Het eindresultaat van de dialoog is een gedragen toekomstvisie met actieve betrokkenheid van mensen die deze visie kunnen en willen omzetten naar acties en resultaten. Er ontstaan enthousiasme, energie en een ondernemende atmosfeer die bijdragen aan het realiseren van veranderingen die er werkelijk toe doen. Ook ontstaat er een meer open en expressieve cultuur die communicatie en samenwerking tussen mensen bevordert.

vrijdag 6 juni 2014

Dag 158 - Een blik op creativiteit en denken

Vandaag een overpeinzing op weg naar de generatieve dialoog.

David Bohm
Creativiteit is vaak latent aanwezig in de mens. Een belangrijk obstakel om creativiteit vrij te krijgen is ‘self-sustaining’ verwarring in het hoofd. We moeten aandacht geven aan de activiteit van verwarring, in plaats van pogen om creativiteit direct te bevorderen. Originaliteit en creativiteit ontstaan niet als iets dat het resultaat is van een inspanning om een gepland en geformuleerd doel te behalen, maar ontstaan meer als bijprodukten van een heldere geest.

Je hebt spiegels in je en om je heen. Je lichamelijke reacties zijn een directe spiegel van je gedachten. Je krijgt een impuls om iets te zeggen en je ziet daar het resultaat bijna gelijkertijd. Maar ook anderen zijn een spiegel van je intenties en je gedachten.

The ability to support unresolved paradoxes and to allow many different styles and interior dialogues to flourish is the mark of a truly creative scientist, artist, writer or musician. People with sufficient creative energy can dissolve fixed thought and provide the fertile ground to sustain a multiplicity of voices. Yet most of us normally use our energy to sustain a false sense of ourselves, which means we tend to operate from fixed and nonnegotiable but unexamined positions. Here lies the power of dialogue: to make manifest such assumptions and positions, bringing them out into the open. Loosening your (rigid) positions.


Soren Kierkegaard


Nadenken, redelijkheid is de verantwoording op je nemen voor je meningen. Onredelijkheid is het die verantwoording van je af te schuiven, te geloven en te handelen uit gewoonte.

Ernst is het om iedere dag te leven alsof het de laatste is en tegelijk de eerste van een lang leven is; en om voor werk te kiezen dat er niet van afhankelijk is of je een leven lang krijgt om het helemaal af te maken, of dat je maar een korte tijd krijgt om er op de juiste manier aan te beginnen.

Oh, het is veel gemakkelijker om naar links en naar rechts te kijken dan bij jezelf naar binnen te kijken.
Onmiddellijke impulsen zijn zelden organisch, maar meestal aangeleerd, gewoonte.
Als het om het wezenlijke gaat moet ieder mens zichzelf helpen.

Het is alles goed en wel dat er 'taal' is, waardoor de mens zich van het dier onderscheidt; zeker is echter dat juist omdat alle onderricht via de taal plaatsvindt, de mens op die manier ook gemakkelijk op een dwaalspoor wordt gebracht. De taal is namelijk een abstractie, geeft steeds het abstracte in plaats van het concrete weer. Als we deze kwestie natuurwetenschappelijk, esthetisch en zo beschouwen zien we hoe gemakkelijk een mens er niet toe gebracht wordt zich in te beelden dat hij iets ook werkelijk kent wanneer hij het woord ervoor kent. Op die manier gaat de concrete intuïtie verloren.
En nu ethisch bezien! Hoe gemakkelijk wordt de mens er niet toe gebracht aan de mens (aan het abstracte) te denken in plaats van aan zichzelf, dat immens concrete. Daarom was het ook zo juist gezien dat het pythagorische onderricht begon met zwijgen. Dat betekende bezinning op het concrete.


Iedereen, zelfs de kundigste mens, is in zijn fantasie en zijn gevoel, in zijn denken en spreken zichzelf een heel eind vooruit of verder dan hij in werkelijkheid en in zijn doen en laten is. Met de meeste mensen is het als met een wagon waarvan de locomotief ervandoor is gegaan – ze zijn zichzelf zo ver vooruit als ze in werkelijkheid achterop liggen.

Jiddu Krishnamurti
We kijken bijna nooit naar de feiten, we kijken naar de woorden of symbolen die de feiten vertegenwoordigen.
Iedere vorm van denken die niet uitgaat van de realiteit is een afleiding.

Waarheid is de ontkenning van het onware, niet het tegendeel van het onware.

Zelfkennis is niet het vergaren van kennis over jezelf - het is niet een proces van (kennis) toevoegen. Wat je leert gaat over het zelf, over de wegen van je geest. Jezelf observeren in relatie (hoe je je gedraagt, hoe je naar een iets kijkt, hoe je beweegt) Alles zal je laten zien hoe je geest werkt, en de geest is het zelf.

A domani!

donderdag 5 juni 2014

Dag 157 - Luisteren en mededogen vanuit Boeddha

De sterke waarnemer had al gezien dat ik van een jaar schrijven een half jaar heb gemaakt. Ik ga door met schrijven na juni, maar dan aan mijn nieuwe boek over dialoog. vandaag geven we de Boeddha in ons aandacht met een artikel van de Internationale Order of Buddhist Contemplatives. Een boeiende!

De baby Boeddha symboliseert de Boeddhanatuur is onszelf. De baby Boeddha wijst naar de hemel en de aarde. Het beeldje probeert weer te geven dat in de Boeddhanatuur alle tegenstellingen samen komen, verenigd en één zijn. Ik wil in deze korte lezing een aantal aspecten van de symboliek verduidelijken en aangeven wat ze kunnen betekenen in ons alledaagse leven.

In de Surangama¹ soetra, een Mahayana soetra van voor de 8ste eeuw, vertelt Manjusri, de bodhisattva van wijsheid, dat luisteren voor mensen de beste methode is om verlichting te realiseren. Als voorbeeld noemt hij Avalokiteshwara, die verlichting heeft gerealiseerd door het luisteren. Avalokiteshwara wordt dan ook de ‘beschouwer van geluid’ genoemd. De naam Avalokiteshwara is een Sanskriet woord en betekent zoiets als ‘hij/zij die de roep van de wereld hoort’. Vanwege zijn/haar vermogen om zo volledig te horen/luisteren, is Avalokiteshwara dan ook de bodhisattva van mededogen.

Luisteren en mededogen worden in vele boeddhistische teksten met elkaar verbonden. Waarom heeft luisteren met mededogen te maken? We kunnen die vraag enigszins anders stellen: Wat gebeurt er in luisteren dat het verbonden is met mededogen?

Laten we eerst kijken naar wat luisteren is. Allereerst is het horen van geluid; stemmen, klanken, het ruisen van de bladeren, het zingen van de vogels, het geluid van onze eigen ademhaling. Maar het is ook bijvoorbeeld het ‘horen’ van de stilte in de ruimte waarin we ons bevinden, het ‘horen’ van onze gedachten of van de stilte in onszelf wanneer er geen gedachten zijn, het ‘horen’ van onze innerlijke stem, onze intuïtie. Dus luisteren is meer dan alleen maar geluid waarnemen met de oren. Het is iets dat verder gaat dan alleen maar het functioneren van het zintuigorgaan. Luisteren is iets dat we met ons hele wezen doen.

Misschien is dat ook de reden waarom bijvoorbeeld in de Tibetaanse boeddhistische traditie³ aangenomen wordt dat tijdens het stervensproces het horen als laatste wordt losgelaten. Alle andere zintuigen ‘sluiten’ eerst en dan als laatste het gehoorzintuig. Ook is het bekend dat bij comateuze patiënten het horen vaak actief kan zijn en dat deze patiënten, wanneer ze weer bij bewustzijn komen, soms kunnen navertellen wat ze gedurende de tijd dat ze ‘bewusteloos’ waren, hebben gehoord.

Ongedeelde werkelijkheid

Wanneer we echt luisteren, met onverdeelde aandacht, is ons hele zijn daarin betrokken en is de werkelijkheid die we dan ervaren een die ongedeeld is, niet versplintert. Alles heeft zijn eigen plek en samen is het één werkelijkheid. Het luisteren staat dan open voor alle informatie die in die ongedeelde werkelijkheid, het hier en nu, ligt. Het is een luisteren én naar de ander én naar jezelf, naar wat je zegt en denkt; het is een ‘luisteren’ naar je eigen lichaam en naar het lichaam van de ander, naar hoe die ander zich gedraagt; het is een ‘luisteren’ naar de hele situatie waarin de ander en ikzelf staan. We kunnen alleen volledig luisteren als we van binnen stil zijn en onze aandacht niet betrokken is bij een innerlijk verhaal of ‘gevangen’ zit in een detail. Dit volledig luisteren is open staan voor het geheel.

De opdeling van de werkelijkheid treedt op wanneer we met de geest een splitsing creëren door bijvoorbeeld negatief over iets te denken. Een verhaal start dan op in de geest waardoor de verbinding met de werkelijkheid van dit moment, met wat zich hier en nu voordoet, verbroken wordt. En meteen voel ik hoe ik in mezelf kom te zitten. Ik word dan wat gespannen, of onrustig of angstig, enz.

De baby Boeddha wijst met de vinger van een hand naar boven en met de vinger van de andere hand naar beneden; hemel en aarde in zichzelf verenigend. Waar de aarde voor staat, weten we wel. Dat is de wereld waarin we leven met al zijn zorgen en problemen, met zijn voor- en tegenspoed, met zijn angsten en geluk. Waar de hemel voor staat, daar heeft ieder zo zijn eigen gedachten over. Voor de een is dat een ‘hemelse’ toestand op aarde, voor de ander kan dat de plek zijn waar we leven na de dood. Het is in ieder geval iets moois, iets goeds, iets waarin we gelukkig en tevreden zijn. De baby Boeddha geeft aan dat in hem beide tegenstellingen samenkomen.

Het is niet zonder reden dat het hier de baby Boeddha betreft, die naar hemel en aarde wijst. Een baby denkt nog niet rationeel na over de wereld waarin het leeft zoals volwassen dat doen. Het kent nog geen taal en denkt dan ook nog geen verhalen. Het kan alleen maar luisteren, heel direct, en daardoor heel direct ervaren en reageren op wat nu is.

Uit dat directe luisteren wordt de actie, de handeling die we doen, geboren. Die actie is per definitie een
meedogende actie, niet omdat het altijd een vriendelijke, zachtaardige actie is; dat hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Het is een meedogende actie omdat het de werkelijkheid niet opsplitst in tegenstellingen waardoor het luisteren kan doorgaan. En als de wereld al opgedeeld is, zal die meedogende actie de fragmenten proberen te verenigen.

Voorbeeld

We kennen allemaal die situaties waarin datgene, wat we van tevoren hadden bedacht dat we zouden gaan doen, niet precies beantwoordt aan wat de situatie vraagt. Bij het geven van introductie-ochtenden had ik in het begin soms een verhaal in mijn hoofd (en soms zelfs op papier) dat ik dan tijdens de ochtend als het ware opzei. Het gereed hebben van een verhaal gaf me een gevoel van zekerheid; ik wist tenminste wat ik ging zeggen. Ik bemerkte al gauw dat, alhoewel de voorbereiding en het verhaal op zich niet verkeerd was, het vaak niet aansloot bij wat tijdens de ochtend eigenlijk nodig was. Soms hadden mensen al ervaring met meditatie en ging mijn verhaal daar volledig aan voorbij. Soms was het verhaal te lang en te gedetailleerd en sloot het niet aan bij de redenen waarom de participanten waren gekomen. Wat nodig was is mijn bereidheid om het verhaal (en daarmee mijn eigen onzekerheid) los te laten en te vertrouwen dat de juiste woorden komen als ik luister naar de situatie van moment naar moment. Ik kan mezelf helpen door eerst te vragen naar de redenen en verwachtingen waarmee mensen gekomen zijn. Ik luister ook naar de ‘sfeer’ van de ochtend: misschien is iemand wel wat gespannen en is het drinken van een kop koffie of thee precies dat wat nodig is om de sfeer meer ontspannen te maken. Ook luister ik naar mezelf. Afhankelijk van hoe ik ben die dag, misschien wat moe of bedrukt, misschien met veel energie, is het soms goed om tijdens de ochtend zelf wat stiller te zijn en soms mijn enthousiasme alle ruimte te geven. Alles wordt meegenomen en omdat ik steeds luister, kan ik beter omgaan en ontspannen inspelen op wat zich voordoet. Dit luisteren creëert meteen ook een sfeer waarin iedereen zich welkom voelt omdat het heel open is. Er is voor iedereen ruimte om zich te uiten. Naar wat gezegd wordt, door wie ook, wordt geluisterd en zo kan een gezamenlijk gesprek ontstaan dat voor ieder relevant is. Hou ik echter vast aan mijn verhaal, dan ontstaat er vaak een licht gespannen sfeer en word ik ook wat gespannen omdat het vasthouden aan mijn verhaal de verbinding met de anderen verhinderd (en ik ‘op mezelf’ kom te staan met alle angst die daaruit voortkomt, vooral wanneer ik mezelf en hoe ik presteer beoordeel) en allen zullen dit bemerken en wellicht ook wat onrustig of gespannen worden. Er is dan een opdeling; degene die het verhaal geeft en de luisteraars die niets anders kunnen dan luisteren. En dat voelt nooit echt goed. Alleen in de verbinding (wat loslaten van het idee dat we onafhankelijk op onszelf staan betekent) ervaren we de vrede en vreugde waarover het Boeddhisme spreekt. Dit is de boeddhistische betekenis van mededogen, het herstellen van de verbinding.

Hoe kan je dit luisteren ontwikkelen? Die vraag kan niet beantwoord worden. Je luistert namelijk of je luistert niet. Het is opmerken dat je aandacht opgesloten zit in een detail zit, of dat nu je eigen gedachten zijn of iets dat zich buiten jou voordoet. Opmerken en vervolgens loslaten van datgene dat je aandacht vasthield door het luisteren naar het geheel weer op te pakken, te herstellen. Dan ben je weer volledig aanwezig in de levende werkelijkheid van dit moment waarin jij jezelf ervaart en de ander en de dingen om je heen.

A domani!

woensdag 4 juni 2014

Dag 156 - Kenmerken van dialogisch leiderschap

Hubert Hermans ( het dialogische zelf) is de overtuiging toegedaan dat “een dialogische opvatting van het zelf aan terrein zal winnen in een proces van toenemende globalisering, waarin contacten tussen mensen, groepen en culturen van verschillende aard zich meer en meer uitbreiden en intensiever worden.” Twee fundamentele krachten houden het dialogische zelf in stand: de centrifugale en centripetale krachten.De centrifugale krachten stellen het zelf bloot aan situaties en ervaringen die ten opzichte van elkaar niet worden geordend. De centripetale krachten leiden tot een punt waarin deze uiteenlopende ervaringen bij elkaar worden gebracht als delen van een samenhangend geheel. Het dialogische zelf is het resultaat van afwisselende centrifugale en centripetale krachten. De persoon brengt deze afzonderlijke posities door zelfreflectie samen en integreert ze tot op zekere hoogte.

Voor persoonlijk leiderschap is het nodig in contact te staan met de eigen kwaliteiten, om ze in de dagelijkse werksituatie volledig te kunnen benutten. De persoonlijk leider is in staat de eigen leiderschapskwaliteiten te verbinden met het krachtenveld van de groep medewerkers. Dat vraagt in de eerste plaats een hoge mate van zelfkennis en zelfacceptatie. In de tweede plaats doet het een appèl op het vermogen om adequaat om te gaan met de soms heftige groepsdynamiek. De leider kan een juiste inschatting maken van de onderlinge verhoudingen in een gegeven situatie. Daarmee gepaard gaat een goede balans tussen meeveren en ingrijpen. De beste interventie van de leider is die welke aansluit bij de bewuste of onbewuste behoefte van zijn groep.

Een dialogisch leider faciliteert het ontstaan van sfeer
De leider als sfeerfacilitator is aanwezig in de tussenruimten van de posities (die zich bevinden in het zelf van alle individuen uit een groep) en bevordert een klimaat van vertrouwen, enthousiasme, tolerantie en
werklust.


Een dialogisch leider is in staat zich flexibel te bewegen tussen verschillende posities
De leider kan zich op flexibele wijze bewegen van de ene positie naar
de andere; afhankelijk van de situatie treedt hij op als ondernemer, als manager, als coach of als professional.

Een dialogisch leider vormt een promotorpositie in het zelf van anderen
Als een persoon wordt geïnspireerd door een leider, gaat de leider in de vorm van een ‘externe positie’ deel uitmaken van het zelf van de persoon. Daarmee kunnen posities worden geopend die het zelf op een hoger niveau van ontwikkeling tillen.

Een dialogisch leider is in staat, in het geval van tegenstellingen, opposities of conflicten tussen partijen, een derde positie in te nemen
Een dialogisch leider is in staat vanuit een ‘derde positie’ twee oorspronkelijk tegengestelde posities tot hun recht te laten komen, niet door een compromis, maar juist door een optimalisering van hun doelstellingen.
Het innemen van een derde positie is gebaseerd op en-en denken in plaats van of-of denken.

Een dialogisch leider maakt optimaal gebruik van de criteria voor een goede dialoog
De leider erkent dat misverstanden horen bij de dialoog, houdt rekening met machtsverschillen die grenzen stellen aan de dialoog, waakt voor spraakverwarring en weet interne en externe dialogen te verbinden.
(Hubert Hermans, 2006)

dinsdag 3 juni 2014

Dag 155 - Filosoferen doe je zo, leidraad voor de basisschool

Filosoferen met kinderen is de opmaat tot intensief kunnen werken met dialoog in het voortgezet onderwijs.
Een boek dat hier ruim handvatten in aanreikt wil ik hier graag aanbevelen.

Hoe filosofeer je met kinderen? Het boek Filosoferen doe je zo van Rob Bartels en Marja van Rossum gaat in op deze vraag. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte is een werkwijzer, een inhoudelijk gedeelte over wat filosoferen is, waarom en hoe je het doet. Het tweede gedeelte is een concreet uitgewerkt programma voor groep 5 tot en met 8.

Het is belangrijk dat een leerkracht helder heeft wat filosoferen nu precies is. Het lijkt namelijk een containerbegrip te worden, dat iedereen op zijn eigen manier invult. Daarom is het goed dat de auteurs eerst duidelijk in beeld brengen wat nu een filosofisch gesprek is.

Kenmerken filosofisch gesprek

Het eerste kenmerk van een filosofisch gesprek heeft betrekking op de vragen die centraal staan. Die zijn van een heel andere orde dan vragen bij een gewoon gesprek. Het zijn hogere orde vragen. Je kunt ze onderzoeken door erover na te denken, je hoeft er niet voor op zoek naar feiten.
Het tweede kenmerk van een filosofisch gesprek is dat het een dialoog is. Dat wil zeggen: een uitwisseling van vragen en antwoorden, gericht op gezamenlijk nadenken. Het is geen discussie, waarbij je de tegenstander met argumenten wil overtuigen van jouw mening.
Het derde kenmerk is het bereiken van verdieping door redeneren en begripsvorming. In een filosofisch gesprek gebruiken kinderen bewust strategieën om te redeneren.

Opbouw van een filosofisch gesprek

Een filosofisch gesprek bestaat uit vier fasen:
 - De opening met de startvraag. Zorg voor een prikkelende vraag, laat daarna een stilte vallen.
 - De vervolgvragen. Gebruik vervolgvragen alleen als de dialoog een nieuw impuls nodig heeft.
 - De verdieping. Dit is het focussen op een aspect, idee of redenering. Meestal moet de leerkracht het initiatief nemen voor de verdiepingsfase.
 - De afronding. Bij filosoferen gaat het niet om een gezamenlijke conclusie of consensus. Het is goed om de kinderen als afronding van het gesprek hun inzichten vast te laten leggen. Dat kan op verschillende manieren.

Tips voor de leerkracht

Bij filosoferen gaat het niet om de dialoog tussen de leerkracht en de kinderen, maar om de dialoog tussen de kinderen onderling. Een valkuil bij het filosoferen is dat je als leerkracht teveel op de voorgrond bent. Enkele tips om dit te verminderen:
 - Luister goed, maar houdt altijd je eigen opvatting voor je.  Stuur het gesprek niet in de richting van een opvatting.
 - Wees nieuwsgierig en vraag door. Probeer hun gedachtegang te volgen.
 - Laat stiltes vallen, wacht waar de kinderen mee komen.

Doelstellingen

Een filosofisch gesprek heeft geen concrete doelstellingen, zoals een rekenles. De doelen van het filosoferen zijn lange termijndoelen. Er zijn verschillende typen doelstellingen:
 - Inhoudelijke doelstellingen, waarbij het gaat om kennis verwerven.
 - Doelen met betrekking tot het ontwikkelen van denkvaardigheden.
 - Doelen op het gebied van persoonlijke zingeving.
 - Doelen om de gespreksvaardigheden voor de dialoog te ontwikkelen.

Competenties

Democratisch burgerschap vraagt om bepaalde competenties, die de kinderen moeten ontwikkelen. De belangrijkste competenties zijn:
 - Het erkennen van verschillen.
 - Het in dialoog gaan over de verschillen.
 - Het waarderen van verschillen.
 - Het vreedzaam oplossen van conflicten.
 - Het in staat zijn om een oordeel te vormen.
 - Het ontwikkelen van een eigen identiteit, waardoor hij verantwoordelijkheid kan dragen voor zijn handelen.

Handleiding

Het tweede deel van het boek is het programma. De thema’s in deze handleiding kennen een vaste opbouw in vier stappen:
 - Van kinderen. Hierin staan fragmenten van gesprekken.
 - Oriëntatie. Hierdoor krijg je zicht op de vele aspecten die bij het thema horen.
 - Voorbereiding. Dit zijn de praktische aanwijzingen.
 - Uitwerking. Dit is het gesprek zelf. Bij elke les zit een werkblad.

Filosoferen doe je zo (Deel 2) is de handleiding voor de bovenbouw. Daarnaast is er Filosoferen doe je zo (Deel 1), de handleiding voor de onderbouw. Er zit ook een cd met werkbladen bij.

N.a.v. Rob Bartels en Marja van Rossum, Filosoferen doe je zo (Deel 2, Groep 5 – 8) DAMON 2009 ISBN 978 90 5573 920 2, € 29,90. Het boek is te bestellen bij uitgeverij Damon.

maandag 2 juni 2014

Dag 154 - Stappen in het voeren van een dialoog

Het opstarten van een dialoog kan lastig zijn en het helpt als er een aantal stappen worden genomen op weg naar een dialogisch klimaat. Een mooi stuk vond ik op internet van rot in het "vak" Pieter Mostert.

Pieter Mostert
Gebaseerd op een dialoog, gevoerd onder leiding van Pieter Mostert aan de conferentie Dialogica van CPS, op 4 februari 2010
Vooraf
Een dialoog is een gespreksvorm, waarin niet het vinden van een bepaalde oplossing centraal staat, laat staan het ‘winnen’ van een bepaald standpunt, maar waarin het doel is dat iedere deelnemer een beter begrip krijgt van het eigen standpunt én dat van anderen. Dit is vooral van belang waar het gaat om netelige onderwerpen, waarbij er diepgevoelde waarden van betrokkenen op het spel staan. Hierdoor is het gevaar op ‘ontsporen’ van een gesprek groot. Om dat te voorkomen kan de hier gepresenteerde structuur houvast geven

De dialoog is zo oud als de mensheid en kan op allerlei manieren en momenten en in allerlei vormen gevoerd
worden. Deze beschrijving pretendeert daarom niet de enige, of de beste manier te zijn waarop een dialoog
gevoerd kan worden. We willen slechts een aantal essenties bieden, waarmee een dialoog volgens ons een
grotere kans van slagen heeft, dan wanneer er ‘zomaar’ getracht wordt een gesprek te voeren.
De hier besproken ‘regels’ bieden evenmin garantie op succes. Ieder gesprek, ook een dialoog, kan mislukken.
Voor het voeren van een goede dialoog is oefening nodig. Het ‘succes’ van een dialoog is voor een groot deel afhankelijk van de intentie van de deelnemers: ieders inzet om er een goed gesprek van te maken is van
belang. Ten slotte leert de ervaring dat de leiding van een onafhankelijke gespreksleider de kwaliteit van het
gesprek sterk kan verbeteren.

Stap 1: Neem de tijd
Er is geen vastgestelde duur voor een dialoog. Er zijn korte en lange dialogen mogelijk, van een kwartier tot
enkele dagen, afhankelijk van het onderwerp, het aantal deelnemers en hun intentie. De ervaring leert dat
voor een goed gesprek over een belangrijke, lastige kwestie al gauw enkele uren nodig zijn. Het is daarom
verstandig om er een dagdeel voor te reserveren, omdat je soms langer doorgaat dan je gepland had.
Een dialoog heeft namelijk altijd een of meer momenten van ‘ongemak’, waarin het gesprek lijkt vast te lopen en het even zoeken is naar de juiste vragen om verder te komen. Dat heeft ermee te maken dat er zaken naar boven komen die doorgaans onbesproken blijven en waarvoor het soms moeilijk is de juiste woorden te vinden.
Het duurt even voor je kunt zeggen wat je bijna nooit zegt, of wat je nog nooit gezegd hebt. Het is belangrijk
om dan niet een te grote tijdsdruk te voelen waarbinnen het gesprek afgerond moet zijn.
Tot slot: een dialoog kan niet ‘zomaar’ beginnen. Om even ‘warm te lopen’ kan het nuttig zijn wat ‘rek- en
strekoefeningen’ voor de geest te doen, de zogenaamde progymnasmata. Deze opwarming kan heel goed
gebruikt worden om het onderwerp nader te verkennen en zorgvuldig af te bakenen.

Stap 2: Formuleer een kernvraag
Hoewel een dialoog meestal wel een bepaald thema heeft, is dat niet genoeg om te beginnen. Een dialoog kan beter gevoerd worden op basis van een kernvraag. Zo’n vraag moet spanning oproepen en een zekere innerlijke tegenstrijdigheid kennen.
Die spanning kan bereikt worden in de wijze van formuleren van de vraag. Het blijkt goed te werken om een
zelfstandig naamwoord te laten contrasteren met een werkwoord. Bijvoorbeeld:
- ‘Moeten we de identiteit van onze school benoemen?’
- ‘Waar eindigt de verantwoordelijkheid van de leider?’
- ‘Wanneer ben je jezelf op je werk?’

In deze vragen staan telkens twee woorden op een onverwachte, en op het eerste gezicht onlogische, manier
naast elkaar. Zo’n onverwacht contrast van twee kernachtige woorden, die tegelijk veel betekenis in zich
dragen, geven de juiste aanzet.
Een vraag moet niet langer zijn dan zeven of acht woorden. Vaak zijn vragen te lang, omdat er al mogelijke
antwoorden in verstopt zitten. De vraag moet bovendien over de deelnemers aan de dialoog zelf gaan. Een
vraag die betrekking heeft op anderen, buiten de groep van degenen die aanwezig zijn in het gesprek, werkt
niet. Dat heeft te maken met de rol van een goed voorbeeld in de dialoog.

Stap 3: Zoek een passend voorbeeld
Naast de vraag is het voorbeeld de tweede pijler van de dialoog. Beide zijn een onmisbaar onderdeel van het gesprek, en beide moeten passend zijn. Het voorbeeld moet daarom, net als de vraag, zorgvuldig gekozen worden. Hierbij is van belang dat het voorbeeld:
- goed aansluit bij de vraag;
- herkenbaar is voor alle deelnemers;
- en heel concreet beschreven kan worden.
Het kan geen kwaad om deelnemers verschillende voorbeelden te laten noemen, voordat er een keuze wordt
gemaakt met welk voorbeeld verder gegaan wordt. Er kan dan een voorbeeld gezocht worden dat inderdaad een goed voorbeeld is van de kwestie die in de kernvraag van de dialoog aan de orde gesteld is. Noodzakelijk is dat een van de deelnemers een waar gebeurd voorbeeld uit de eigen praktijk gebruikt, anders werkt het niet. Het voorbeeld is dan niet scherp genoeg te krijgen, omdat het niet iets is waar iemand zelf, uit eigen ervaring, over kan vertellen, inclusief alle overwegingen en emoties die zich voordeden.
Van belang is vervolgens dat het voorbeeld concreet benoemd kan worden, als één ogenblik, waarop een
keuzemoment zich voordeed. Dat ene ogenblik zorgt ervoor dat de andere deelnemers heel concreet de
situatie voor ogen kunnen krijgen.
Een voorbeeld als: ‘In de lerarenkamer bij ons wordt vreselijk veel geklaagd over de leiding’, is weliswaar
herkenbaar, maar niet specifiek genoeg. Dit zou aangescherpt kunnen worden, door een bepaald moment te
zoeken. Bijvoorbeeld: ‘Vorige week in de lerarenkamer waren een aantal collega’s aan het klagen over de
leiding. Plotseling vroegen ze mij hoe ik er eigenlijk over dacht.’
In die tweede formulering zit een keuzemoment: je wordt rechtstreeks aangesproken, en er wordt een
antwoord van je verwacht. Zo’n concreet moment maakt dat voor de andere deelnemers het dilemma voelbaar wordt. Je kunt óf dit, óf dat doen. Wat doe je?

Stap 4: Laat deelnemers zich verplaatsen in de situatie
De verplaatsing is een cruciale stap, die zorgvuldig gezet moet worden. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om het geven van tips aan degene die het voorbeeld inbracht: ‘Als ik jou was, zou ik…’ De situatie, het concrete
voorbeeld met het keuzemoment moet als gegeven worden beschouwd. Vervolgens gaat het om de vraag: “Wat zou jij doen in die situatie?”
Je verplaatst je in de situatie, je neemt 'm zoals hij is, als een scène in een toneelstuk waarin je vanuit de
coulissen op het toneel stapt. Wat zou jij in deze situatie doen? Wat zou je denken? En wat zou je voelen? De beantwoording van deze vraag leidt tot een 'innerlijke dialoog'. Iedere deelnemer onderzoekt bij zichzelf welke overwegingen een rol spelen en komt tot een bepaald antwoord. Het formuleren van het antwoord geeft zicht op de waarden, principes en/of overtuigingen die ieder hanteert.

Stap 5: Rond af met individuele en groepsreflectie
De waarden, principes, overtuigingen en andere soorten overwegingen die de deelnemers bij zichzelf hebben
‘ontdekt’ kunnen nu vastgelegd worden. Het verdient daarom aanbeveling om na de verplaatsing tijd te geven waarin iedereen in stilte voor zichzelf kan vastleggen, schriftelijk of anderszins, wat voor hem of haar het belangrijkste nieuwe inzicht is geweest.
Deze inzichten kunnen tot slot met elkaar gedeeld worden. De ervaring leert dat er (nog steeds) een diversiteit aan meningen en inzichten bestaat, maar dat er meer begrip is voor de onderlinge verschillen en er op een ander, dieper gelegen niveau meer verbondenheid is ontstaan. Dat is tegelijk de belangrijkste opbrengst van de dialoog.
Er is niet direct een concrete oplossing voor het probleem voorhanden, maar er is wel veel meer zicht op wat
de onderliggende overwegingen, waarden en principes zijn. Het kan daarmee heel goed de aanzet geven tot
een volgende dialoog, waarin de nieuw naar voren gekomen waarden centraal worden gesteld.

Hartger Wassink
Pieter Mostert

zondag 1 juni 2014

Dag 153 - Dialoog in opvoeding en op school

Wanneer kinderen al vroeg geconfronteerd worden met ouders (en/of docenten) die hen uitnodigen na te denken over wat ze doen en of het anders had gekund, leren ze veel eerder en vooral makkelijker verantwoording voor hun gedrag en daden te dragen.
Uiteraard is daarvoor wel een heel bewust ouderpaar nodig dat daar mee aan de slag gaat en we weten allemaal hoe moeilijk het kan zijn om de opvoeding van kinderen in deze tijd vanuit alle rust en doordacht te doen.
Voor mij reden te meer om me te blijven inzetten voor dialoog binnen het onderwijs en ik voel me gesterkt als ik onderstaan blog van Jack Provily met jullie deel. Zonder het woord dialoog te gebruiken beschrijft hij precies datgene dat kinderen tot die verantwoordelijkheid uitnodigt. Overigens denk ik dat deze visie dezelfde waarde voor volwassenen.

‘Niet  oordelen, maar de goede vragen stellen in een respectvolle relatie

‘Als we oordelen over wat kinderen doen, ontnemen we hen eigen verantwoordelijkheid,’ stelt Jack Provily - werkzaam met  onderwijsbegeleiders en leraren - in zijn meest recente bijdrage. Provily  komt met nieuwe vragen als er een conflict dreigt of  sprake is van ‘storend gedrag’ . Om het kind juist naar binnen te leren lijken, zodat deze zich niet beoordeeld voelt, maar gesteund. ‘Kinderen hebben, net als wij, eigen verlangens en doelen.’

Als we ervan uitgaan…
  • dat kinderen, net als wij, menselijke wezens zijn
  • dat ze, net als wij, hun verlangens en doelen hebben
  • dat ze, net als wij, de wereld waarnemen op hun eigen wijze
  • dat ze, net als wij, op unieke wijze plannen maken om hun doel te bereiken, gebaseerd op hun eigen waarneming
  • dat ze, net als wij, hun wereld willen vormgeven zoals zij denken dat dat zou moeten
  • dat ze, net als wij, daarbij hun eigen prioriteiten stellen:

Hoe kan het dan zijn dat wij menen te weten waar kinderen mee bezig zijn?

Als we oordelen over wat kinderen doen, ontnemen we hen verantwoordelijkheid. Wij bepalen immers of het goed of een beetje goed of helemaal niet goed is wat ze doen. Dat doen we vanuit onze eigen waarneming, met onze doelen, met onze structuren, met ons plan in gedachte.
Maar hoe zit dat bij het kind met de eigen waarden, verlangens en beelden?
Als we respect tonen, helpen we een kind met naar binnen kijken. Door vragen te stellen, kan een kind bij zichzelf te rade gaan en bepalen wat het nu echt wil en hoe dat met respect voor anderen kan.
Als de goede vragen worden gesteld in een respectvolle relatie, leert een kind daarmee zelfreflectie te ontwikkelen en is het in staat om op een effectieve wijze de eigen, interne vraagstukken op te lossen. Hiermee kan een mens zelf-verantwoordelijk gedrag vertonen.

Het heeft geen zin om te straffen of te belonen om daarmee ander, duurzaam gedrag te verwachten. Sterker nog, uiteindelijk blijkt het contraproductief.
Mensen veranderen hun gedrag alleen maar als er intern iets plaatsvindt (geldt ook voor u en mij!).

Bij conflicten en storend gedrag hebben we de neiging om naar het waarom te vragen. Deze vraag zorgt er onmiddellijk voor dat mensen hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen.

Waarom indiceert al een oordeel. En dat willen we niet! Beter is het om, door vragen te stellen, de ander ‘naar binnen te laten kijken’.
De eerste vraag is hem/haar te laten benoemen wat er gebeurd is en of dat volgens de gemaakte afspraken is en wat de consequentie is. Als we daarna vragen of dit is wat de ander wilde en wat hij/zij eigenlijk zou willen, dan wordt het duidelijk waar de mogelijkheden zitten. De slotvraag is: wat gebeurt er als de afspraak weer geschonden wordt?
Als bovenstaande vragen met oprechte interesse en aandacht en zorg worden gesteld, zal de ander voelen dat er niet geoordeeld, maar gesteund wordt.
Deze manier van werken als een trucje zien om anderen te corrigeren, zal tot niets leiden.  Met open hart, open mind en open wil aan de ander deze vragen stellen, zal zorgen voor zelfinzicht en uiteindelijk zelfverantwoordelijkheid. (Jack Provily)

Dialoog op deze manier nodigt uit tot een andere attitude, zelfinzicht en uiteindelijk zelfverantwoordelijkheid voor kinderen èn volwassenen. A domani!

zaterdag 31 mei 2014

Dag 152 - Wederkerigheid

Wederkerigheid

Vragend kijk je me aan
 ben jij het echt
 wat heeft je hier gebracht
 deel je even je tijd
 of presenteer je
 jouw afwezigheid

 verlegen blijf ik staan
 alles wat je zegt
 brengt mij verlegenheid
 ik besef nu dat we 
 beide van elkaar
 afhankelijk zijn
 wat fijn dat je er bent
 fluister je zacht

 ik voel spijt en besef
 dat ik in mijn leven
 nooit aan mezelf
 genoeg kan hebben
 er ontstaat een diep
 verlangen naar
 wederkerigheid
 nu nog leer je mij
 dat ik niet kan geven
 als ik niet wil
 ontvangen

Schrijver: Cor van Vliet, 28-06-2010

vrijdag 30 mei 2014

Dag 151 - De "techniek" volgens Socrates

Weer vanuit  "Dialoog, de kunst van het loslaten" een beschrijving van de "techniek"van Socrates. Dialoog versus allesweters. Hoe actueel!

In het verleden was Socrates een grootmeester in het verleiden tot denken. In zijn tijd waren de zo-genaamde sofisten de erkende kennisdragers. Zij trokken van stad tot stad om kennis over te dragen aan de zonen van de rijken. In tegenstelling tot de sofisten die zich als ‘allesweters’ voordeden, stelde Socrates zich juist op als onwetende. Vanuit zijn onwetende houding stelde hij alleen vragen om de ander aan te sporen tot denken.
In het figuur is de werkwijze van Socrates samengevat, waarbij ter verduidelijking ‘Sofisten en beleren’ tegenover ‘Socrates en verleiden’ wordt geplaatst.
















Een vergelijking tussen de uitgangspunten van de Sofisten en Socrates levert voor ons het volgende op. De uitgangspunten zoals gehanteerd door de Sofisten passen uitstekend in het denken van de klassieke organisatie, waarin in feite de baas de allesweter is. De uitgangspunten van Socrates passen uitstekend in de
kennisgerichte onderneming 'Kennis is een universele bron die ieder in zich heeft en moet ontwikkelen'. Daarnaast formuleert Socrates al de rol van de coach, namelijk degene die bereid is om te helpen de ander succesvol te laten zijn. Opmerkelijk is dat het kennelijk lijkt alsof er in een periode van 2500 jaar niets veranderd zou zijn. Zeker is dat de context van de samenleving en organisaties veranderd is, sneller en complexer, en leren van het collectief meer dan voorheen noodzakelijk is om te overleven.

De techniek volgens Socrates
Socrates geeft drie noties die belangrijk zijn bij de techniek van de dialoog, te weten:
1 Er zijn twee complementaire gespreksfasen te onderscheiden.
2 Er is sprake van sturing van de dialoog.
3 Er is steeds overeenstemming over iedere stap in het proces: ‘de duoloog.’

Ad 1
Er zijn twee complementaire gespreksfasen te onderscheiden.
- De eerste fase is de elenktiek of refutatorische kunst (refutatie = weerleggen). In deze fase ontmaskert Socrates het vermeende weten bij zijn gesprekspartner. Door gezamenlijk onderzoek waarbij Socrates vragen stelt, komen tegenstellingen in aannames of onjuistheden aan de opper-vlakte. Wat voor iemand als ‘juist’ vaststond, wordt mogelijk dubieus of onwaar. De elenchus is het destructieve deel, gericht op het ondergraven van een onjuiste mening.
- De tweede fase is de maieutiek of geestelijke verloskunde. In deze fase helpt Socrates met zijn vragen de ander in de goede richting, waardoor een nieuw inzicht ontstaat. De maieutiek is het constructieve deel, gericht op de vorming van een juiste mening.
Het eerste proces, de elenchus, is bedoeld om ieders pretentie van kennis te ondermijnen en diens onwetendheid aan het licht te brengen. Het constructieve proces dat daarna volgt, de maieutiek, is gebaseerd op het uitgangspunt dat de juiste mening, de gezochte kennis, op een of andere manier al in ons aanwezig is.
Tijdens beide fasen komt de ander zelfstandig tot inzicht.
Socrates is ervan overtuigd dat het negatieve moment van elenktiek moet voorafgaan aan het positieve moment van de maïeutiek. Pas als iemand zich bewust is geworden van zijn gemis aan inzicht, is er ruimte om het echte inzicht tot stand te laten komen. Hierbij helpt Socrates met zijn ‘geestelijke verloskunde’: door
zijn vragen helpt hij anderen een nieuw inzicht te ‘baren’.
Voor het verleiden tot denken valt hieruit te leren dat het belangrijk kan zijn om bij een medewerker eerst op zoek te gaan naar beperkende of belemmerende ideeën en overtuigingen. Door iedere medewerker daarmee te confronteren kunnen deze belemmeringen ‘opgeruimd’ worden. Pas dan is er ruimte om tot nieuwe inzichten te komen.

Ad 2
Er is sprake van sturing van de dialoog. Socrates gebruikt zijn vragen sturend om structuur te brengen in de dialoog en daarmee een doel te bereiken. Hoewel Socrates in zijn dialogen een onwetende houding aanneemt, is duidelijk te herkennen dat hij over alle thema’s die ter sprake komen veel heeft nagedacht. Die
inhoudelijke kennis gebruikt Socrates om de dialoog bewust te sturen. Bij socratisch verleiden tot denken zijn de onwetende houding en de inhoudelijke kennis de pijlers om het vraagproces te sturen.

Ad 3
Er is steeds overeenstemming over iedere stap in het proces: ‘de duoloog’. Het sturend karakter van de vragen en zeker de onplezierige ervaring van het geconfronteerd worden met het vermeende weten in de elenktische fase kan weerstand opleveren. Daarom benadert Socrates zijn gesprekspartner als
gelijkwaardig. Tevens controleert hij in iedere stap van de argumentatie of er overeenstemming is tussen de gesprekspartners alvorens een stap verder te gaan: de spelregel die ‘duoloog’ (duologia) heet. Op vele momenten in de dialoog stelt Socrates dan ook vragen als ‘is het niet zo dat?’ of ‘mag ik uit het voorgaande
concluderen dat?’ of ‘deel je dat principe met me?’Bij verleiden tot denken hoort dus een gelijkwaardige benadering van de gesprekspartner en het toetsen of er overeenstemming is over het verloop van het gesprek.

donderdag 29 mei 2014

Dag 150 - Dialoog is ontmoeten met gevolg

Jikke de Ruiter
Het blog van gisteren was wat kritisch over hoe de dialoog vaak gebruikt wordt en dat meende ik ook. Het begrip en alles dat er bij hoort verdiend echt eerherstel, vooral omdat het juist nu zo hard nodig is.
Als antwoord op gisteren deel ik een stuk tekst van Jikke de Ruiter dat aangeeft waar ik voor wil staan als het over de dialoog gaat.

Praktisch gezien is de dialoog gewoon een tweegesprek, maar ethisch gezien gebeurt er meer. Die ethische kant belicht ik vanuit twee gezichtspunten: de joodse filosofie en het Amerikaans perspectief. In de joods-filosofische traditie hebben denkers zich gebogen over de vraag: hoe verhouden we ons als mensen ten opzichte van elkaar: de ander/het andere?
Als dialoogfilosoof bij uitstek wordt Martin Buber (1878-1975) genoemd. Hij beschouwt de dialoog niet
zozeer als een interactie met woorden, maar meer als een attitude. De dialoog drukt een houding uit, een
verhouding met de verschijnselen om ons heen. Wij verhouden ons op twee manieren of liever op twee plaatsen tot elkaar: de ene plaats is wat hij noemt de HET-wereld en de andere de IK-JIJ-wereld.
De HET-wereld kan geordend worden en verklaard en heeft samenhang in ruimte en tijd. Deze wereld kun je ervaren en gebruiken en er heerst onbeperkte oorzakelijkheid. Het is de wereld van resultaat, organisatie, wetenschap, nut en empirie. Wij kunnen deze wereld dan ook naar onze hand zetten. Wij verhouden ons tot anderen als een subject tegenover een object. De ontwikkeling van de HET-wereld heeft echter een nadeel: het gaat onherroepelijk ten koste van de menselijke relatiekracht. Terwijl de mens pas echt mens wordt in zijn relaties. Pas dan ervaart hij de geborgenheid, de zin en de kracht van het leven.
De IK-JIJ-wereld is de wereld van de relatie, waarin we ons verhouden tot elkaar als subject tot subject. Als jij verschijnt, verschijn je als een jij, niet als een het of hij/zij. Een jij is de ander die ik niet heb gereduceerd tot zijn rollen, of tot een verlengde van mezelf, een afspiegeling van wat ik ervaar en zie. Dat resulteert in een beweging van ons beiden: een ontwikkeling, een beroering. Werkelijk leven wordt dus pas gerealiseerd in de ontmoeting, de dialoog. Jij beroert mij en ik beroer jou. Voor iedereen, ook coaches,
is het een oefening om zich te laten beroeren door de uniciteit van de ander
(Buber, 2001, 2007).

Het masker
Levinas (1906-1995) legt dit idee, vrij vertaald, als volgt uit: wij leven in een cultuur van beeldvorming. We maken onszelf toonbaar om in de samenleving te voldoen aan een beeld dat anderen van ons hebben, of waarvan we willen dat men het van ons heeft. De samenleving ordent deze beelden. Ik ken of begrijp mensen dan op grond van hun plaats in de maatschappij (het systeem). Als ik iemand op deze manier ken,
dan geef ik hem waarde vanuit de vergelijking met medemensen. Zo heeft een mens geen waarde uit zichzelf. Levinas noemt dit de persona (masker). Achter dit masker gaat de mens schuil. Deze mens komt soms
tevoorschijn, vaak in zijn lijden ofwel zijn passie. Dan valt het masker af en toont hij zijn kwetsbaarheid. De Ander treedt op de voorgrond en heeft betekenis ´uit zichzelf´.
Zijn naakte gelaat is niet objectiveerbaar, niet reduceerbaar tot welk systeem dan ook. Als de ander zijn kwetsbaarheid toont, word ik gegrepen, zegt Levinas. Ik kan mij niet onttrekken. Het verzoek is onontkoombaar, geweld is onmogelijk. Vervolgens wil ik misschien iets bedenken om uit deze confrontatie
te komen; het appel kan namelijk ongelegen komen of te groot zijn. De enige manier om onder dit appel uit te komen, is door af te zien van de eigenheid van een ander. Ik duw hem dan in een rol en plaats hem opnieuw onder een algemene noemer. Hij wordt dan slechts gekend op grond van zijn plaats in het geheel: het ontologisch vlak. Levinas stelt dat er eigenlijk maar één appel is: dood mij niet. Om dat te verstaan is het belangrijk te erkennen dat er verschillende manieren zijn van doden: je kunt iemand zijn leven ontnemen, maar je kunt ook iemand zijn wezen ontnemen door hem op te sluiten in zijn kenmerken. Hij noemt dit het geweld van de afwending. Onze westerse cultuur is een cultuur van afwending en daardoor is de mens op zichzelf teruggeworpen en dus niet geborgen
(Levinas, 2003).
Als coach kun je je cliënt tot een geval maken, er een label op plakken, maar dat willen we niet.

Zingevende dialoog
Wat kan hierin de dialoog betekenen? De dialoog zorgt voor de ontmoeting met de ander als volstrekt uniek wezen. De ander ervaart daardoor dat hij iets betekent vanuit zichzelf. Dit is het zingevende karakter van de dialoog. Het stoppen met labelen is daarvoor niet genoeg. We moeten ook loskomen van onze rolopvatting. Wanneer ik in dialoog ga, ben ik niet de coach, de interviewer, degene die begrijpt of die iemand helpt richting zijn doel. Ik ben iemand die een ander ontmoet en ook een JIJ is met een appel. De ethiek van Buber en Levinas volgend, worden we uitgedaagd om uit onze comfortzone te stappen en het appel
van de ander te ontvangen. We denken danmee vanuit een niet-weten. Dat is naakt en kwetsbaar omdat ook ons professionele masker afgaat.
Dit opent weer nieuwe perspectieven: we kunnen onszelf, het verschil inzetten om de ontwikkeling te ondersteunen. Chaim van Unen (2007) formuleert het zo: “Laten we wachten op wat komen kan en zo ruimte scheppen voor andere mogelijkheden. Zonder die ruimte te laten geef ik de Ander niet de kans ook zijn frase aan te knopen en op zijn verhaal te komen, waardoor mij gemakkelijk het anders-zijn van de Ander zal ontgaan. Levinas (2003) zou mijn gretige overbrugging van de ruimte met mijn eigen frasen een daad van geweld noemen.”
De dialoog moet niet verward worden met het lieve, prettige gesprek. Want dan vertalen we het woord ‘ontmoeten´ verkeerd. We zouden ontmoeten dan zien als ‘niet meer moeten’. Het voorvoegsel ‘ont’ opgevat als in het woordje ontdekken: niet meer dekken, de deksel eraf halen. Dat zou inhouden dat onze klant niets moet tijdens het gesprek. Terwijl het waarschijnlijker is dat ‘ont’ opgevat moet worden als in ontbijten: beginnen met bijten. Dan betekent ontmoeten: beginnen met moeten. Een ander verschijnt en je moet iets. Het is een treffen met gevolg (Vandamme & De Ruiter, 2010).