Spread the word!

Het delen van de berichten op dagelijksedialogen wordt erg gewaardeerd! Spread the word of dialogue.

zaterdag 26 april 2014

Dag 116 - Dialoog ontrafeld tot goddelijke essentie

Het woord Dialoog roept veel verschillende associaties op bij mensen. Voor velen is het gewoon een gesprek, voor anderen een gesprek waarin beter geluisterd wordt en voor weer anderen een vaag zweverig gebeuren. We hebben al eerder wat dieper gekeken naar de betekenis van het woord. Vandaag een meer historische blik op verschillende zienswijzen en toepassingen van het woord Dialoog.

Het uit het Grieks stammende woord ‘dialoog is alleen al daarom interessant dat het niet zonder meer kan vertaald worden’. Zoveel is duidelijk dat het om een samengesteld woord gaat: dia en logos. Dia kan betekenen ‘door, door heen’ en ook ‘tussen’. Het ‘door heen’ geeft aan op welke manier iets gebeurt. Vergelijkbaar is het woord dia-pason, dat letterlijk betekent: ‘door alle (tonen) heen’ en bijvoorbeeld op het octaaf slaat, als het interval dat zich door alle tonen heen uitstrekt.

Het is echter het woord logos dat de grote uitdaging vormt. Er is nauwelijks een term te vinden die in de geschiedenis van het denken tot zoveel uiteenlopende verklaringen aanleiding heeft gegeven als uitgerekend deze. Naar de vorm is het een substantief en betekent ‘woord’, ‘spraak’, maar ook verhouding. Het element van verhouding wordt door het voorzetsel ‘dia’ versterkt. Logos heet dan ook de verhouding tussen taal en werkelijkheid. ‘Een verhouding die zich in het spreken kan uitdrukken, maar niet samenvalt met de inhoud van de woorden. Het waarheidsgehalte van een betoog kan niet getoetst worden naar de letterlijke zin van het verwoorde, maar komt tot uiting in de verhouding tussen spreker, de spraak als actief bewegen en datgene waarop het spreken betrekking heeft. Het spreken, diegene die spreekt en het gesprokene in hun onderlinge verhouding, in dat wat tussen deze drie weeft, dit alles valt binnen de betekenishorizon van logos. Logos is onder meer ook dit (waarmee lang niet alles over logos is gezegd!): die verhouding waarin de werkelijkheid, als een verschijningsvorm van de waarheid, zichtbaar wordt.

Een dialoog zou dan deze vorm van gesprek kunnen zijn, waarin iets van deze verhouding zich kan manifesteren. Het luisteren speelt daarbij een cruciale rol, die qua tijd en ingesteldheid aan het spreken voorafgaat. Een dialoog begint bij de alerte bereidheid van alle betrokkenen tot luisteren. Dat het luisteren op de eerste plaats komt heeft niets te maken met een soort omkering van de gebruikelijke beurtrol tussen spreker en luisteraar, en waar dan in de regel een ‘gespreksleider’ gaat bemiddelen en het woord geeft aan de nu aan de beurt zijnde spreker. De voorrang van het luisteren op het spreken heeft er alles mee te maken dat luisteren de tussenruimte van het ‘dia’ het doorheen’ openmaakt en in stand houdt. Het is het ‘dia-pason’ waarin de klank zich kan openbaren. Dialoog, op dezelfde wijze als klank ontstaat uit de stilte. Een stilte die zindert van het verlangen te kunnen luisteren, opdat de ander moge spreken. Niet: Ik luister naar wat je te zeggen hebt’ maar: Ik luister, opdat je moge spreken.

Terwijl het spreken dat niet op een aanvankelijke luisterruimte  aanspraak kan maken, in vele gevallen tot niets anders in staat is dan de ruimte te bezetten, houdt juist de tussenruimte een uitnodiging in om ‘nieuw’ te spreken. Dit betekent niet: nieuwe dingen zeggen, maar spreken vanuit de verhouding die geen andere is dan de logos zelf. Zo te kunnen spreken dat de werkelijkheid zich in een nieuwe gestalte kan openbaren. De dialogen van Plato zijn in dit opzicht de prototypes bij uitstek voor de dialoog als gebeuren, waarin de werkelijkheid in een scheppend proces nieuw ontstaat en waaraan eenieder die dit verlangt, deze ‘Eros’ draagt, kan participeren. (bron: Dialoog als kunst : een verkenning van Christine Gruwez )

Om nog verder en dieper te kijken naar de betekenissen van het woord dialoog deze opsomming:
Het Griekse woord λόγος of logos is een woord met verschillende betekenis, maar wordt meestal als "woord" vertaald; andere betekenissen zijn onder meer 'gedachte', 'taal', 'rede', 'principe', 'leerstelling' of 'logica'. Binnen de filosofie, analytische filosofie en religie spelen nog speciale betekenissen en connotaties een rol.



Logos werd door Heraclitus, een van de bekendere Presocratici gebruikt om de menselijke kennis en
inherente orde van het universum te kenschetsen, een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig, of door de goden ingesteld, is. Dit ziet hij achter de veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn πάντα ῥεῖ (panta rhei; vert.: alles stroomt) verwoordt.

Voor Socrates, Plato en Aristoteles betekende logos feitelijk het vermogen van de menselijke rede en de kennis die de mensen van de wereld en elkaar bezitten. Voor Aristoteles met name, die zich ook het eerst met logica bezighoudt, wordt logos het concept van de menselijke rationaliteit, datgene wat de mensen van de dieren onderscheidt.



De stoïcijnen verstonden onder logos de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voorkomt. Logos symboliseert hiermee bijvoorbeeld het principe van oorzakelijkheden voornamelijk van de 'causa finalis', de finale of doel-oorzaak, die de natuur als het ware bestuurt. Het is een principe dat van binnenuit werkt, het staat niet tegenover de materie; maar is er transcendent aan. Deze betekenis heeft in de psychologie van de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld.

λόγος of logos
Volgens de interpretatie door de theosofen wordt met het woord "logos" oorspronkelijk in de oudheid de goddelijke essentie van iedere eenheid aangeduid. Of dit nu de essentie van een subatomair deeltje of de essentie van het zonnestelsel is.

Al met al een woord met veel betekenissen die het simpele gesprek ver overstijgen. Als rode draad voor mij is er het magische aspect dat mijn inspiratie voedt. Ik blijf me er over verwonderen. Tot morgen weer!



vrijdag 25 april 2014

Dag 115 - Een Dialoog via markeringen

Vandaag de zoveelste opfristraining dialoog gegeven aan een team beroepsopvoeders, met dat verschil dat vandaag het accent lag op de gemarkeerde dialoog. Nadat we op de groepen aan de slag gingen met de dialoog konden we ervaren dat jongeren, die bij ons ook een licht verstandelijke beperking hebben, soms ook behept zijn met een soort psychopathologie.

Dialogische communicatie veronderstelt de bereidheid tussen de dialoogpartners tot ‘over en weer’ aandacht voor elkaar te hebben en die wederzijdse inbreng te waarderen en te respecteren. Door de aard van sommige psychische/ psychiatrische hulpvragen (pathologieën) ligt het tot stand komen van deze wederkerigheid niet voor de hand. Gezien het karakter van de problematiek kan een dialoog pas na nauwgezet handelen (de markering) tot stand komen.

In deze publicatie staat per pathologie beschreven waarmee je rekening dient te houden om een leersituatie voor de jongere veilig te maken, waardoor een dialoog tot stand kan komen. Verder staat vermeld hoe je het proces van ‘stoppen denken doen’ kunt bevorderen en hoe het geloof in het eigen kunnen aangemoedigd wordt.
In de publicatie wordt aandacht besteed aan hoe deze cruciale wederkerigheid te bevorderen bij: Aandachtstekortstoornis (ADD), Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD, Oppositionele Gedragsstoornis (ODD), Gedragsstoornis (CD), Angststoornis, Depressieve stoornis, Licht Verstandelijk Beperking + puberteit, Niet Aangeboren Hersenafwijking (NAH), Autistische Spectrum Stoornis (ASS),  Hechtingsstoornis, Borderline Persoonlijkheid Stoornis en Ouders in Ambulante Gezinsbegeleiding (AG).

Op het document zit copyright ivm het nog lopende onderzoek naar de effecten van dialogische communicatie bij jongeren met een LVB en een intensieve hulpvraag en daarnaast liggen de rechten bij de organisatie Lijn 5. Ik kan dus niet te veel uitweiden over de inhoud, maar wel vertellen wat een ongelooflijke aanwinst het is voor de dialogische communicatie met deze jongeren.
Stel je voor, een jongere met een hechtingsstoornis, basaal ontkend in de eerste maanden van z'n leven. Geen of te weinig koestering, een sterk gevoel van onveiligheid. De jongere is daardoor niet in staat geweest om te ervaren hoe het is om geliefd te zijn en om dit zich eigen te maken. Zo ontstaan de hechtingsstoornis, die ook wel relatiestoornis wordt genoemd (en dus ook een verstoorde communicatieve stoornis).
Omdat deze jongeren hebben moeten ervaren dat  volwassenen niet emotioneel beschikbaar waren op de momenten dat het belangrijk was, gedragen ze zich vaak erg afwijzend naar volwassenen die wel beschikbaar lijken te zijn. De knak in de communicatielijn is een feit. Ze vertrouwen "grote mensen"niet meer.
Hoe mooi is het dan dat beroepsopvoeders handvatten middels de gemarkeerde dialoog krijgen om deze broze en belaste communicatie weer op gang te krijgen en samen te kijken waar aan gewerkt wil worden.
Mooi werk is het, omdat we zien dat het werkt!

donderdag 24 april 2014

dag 114 Op naar testcase Verbinding

Verbindingen tussen mensen kunnen de samenleving veel goed doen. Dat was de centrale boodschap van de eerste kersttoespraak van koning Willem-Alexander op eerste kerstdag. De koning vroeg in zijn toespraak vooral aandacht voor het horizontale: hoe kunnen mensen wat betekenen voor andere mensen.

Mensen met geen of weinig verbindingen zijn ongelukkiger, ongezonder en gaan eerder dood dan mensen met veel verbindingen. Sociale verbindingen helpen bedreigingen het hoofd te bieden, complexe problemen op te lossen, versterken het immuunsysteem en versnellen herstel van ziekte.
Sociale verbindingen zijn zelfs noodzakelijk (doch niet voldoende) voor de voortplanting – sociale verbindingen zijn van levensbelang. Als zodanig zijn sociale verbindingen een onlosmakelijk onderdeel van de mens en de menselijke natuur. Sociale verbindingen zijn echter niet alleen nuttig en soms noodzakelijk. Ze liggen ook ten grondslag aan onderlinge ergernissen, conflicten, antipathie, wantrouwen en vreemdelingenhaat. Zonder sociale verbindingen zijn er geen oorlogen en terreuraanslagen.
Deze paradox wordt ook wel het sociale dilemma genoemd.(hoogleraar psychologie Carsten de
Dreu - Verbinden als sociaal dilemma)

Het gezamenlijk belang
Dat sociale verbindingen tussen mensen vaak de kenmerken van een sociaal dilemma hebben roept een aantal vragen op. Allereerst kun je de vraag stellen of mensen dan überhaupt wel geneigd zijn om bij te dragen, een investering in het gezamenlijk belang te doen, of zich in te houden in plaats van te gaan graaien. Het antwoord op deze vraag is tamelijk eenvoudig: Ja. Uit een grote hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek in zowel laboratoriumsituaties als in praktijksettings is telkens weer gebleken dat mensen een sterke neiging hebben zich coöperatief op te stellen enin hun gedrag de gezamenlijke belangen zwaar
laten wegen. Dergelijke opoffering van het korte termijn eigenbelang voor het gezamenlijk belang is deels welbegrepen eigenbelang (we hebben de groep nodig om te overleven), deels een gevolg van onze moraalethische achtergrond en opvoeding, en deels een gevolg van oprechte belangstelling voor anderen (je gunt anderen gewoon het beste).

Verbinding is ook al zo'n containerbegrip geworden en toch zo belangrijk is een dialoog. De verbinding in een dialoog zorgt voor synergie, inspiratie en nieuwe, hele creatieve ideeën. Ik heb het voorrecht om een dialoogavond in Utrecht in te mogen leiden en ben daarin op zoek naar nieuw. Nieuwe inzichten over verbinding, nieuwe praktisch vormgeven daaraan en nog leuker; ook zonder vooraf vastgezette dialoogvormen. Kortom; laat de verbinding (waarvan ik geloof dat die er altijd al was, maar wellicht onderbelicht) haar werk maar doen (of niet). Maar laten we het woord in een dialoog gebruiken als het voor de deelnemers ook een lading dekt waar iedereen mee uit de voeten kan. Terug naar de testcase....

Zoals gezegd; ook binnen dialoogontmoetingen staat zeer regelmatig het begrip verbinding op de voorgrond. Verbinding maken, je verbonden voelen in verbinding zijn. Prachtige begrippen natuurlijk, maar wat is verbinding dan? Hoe uit zich dat? Wat mis je als er geen verbinding is? Wat is de meerwaarde van verbinding?

Een uitdaging voor de deelnemers van het Dialoogcafé Utrecht op 7 mei a.s  is om naast in dialoog te gaan over het begrip verbinding, samen ook daadwerkelijk vorm te gaan geven aan verbinden en verbonden blijven. Hoe gaan de deelnemers investeren in verbinding, waardoor deze ook echt diepere lading krijgt? Hoe zou dat zijn als de deelnemers, na de dialoogavond, op welke manier dan ook, blijvend investeren in verbinden en zich verbonden voelen met elkaar.In dialoog met een dilemma, wat wil je nog meer :-)
Wil je meedoen in deze dialoog dan is daar nog ruimte voor (kijk op Dialoogcafé Utrecht), je bent meer dan welkom! Tot morgen.

woensdag 23 april 2014

Dag 113 - Dialoog over dialoog

 Zelf heb ik ook ervaren dat ik mensen probeer te overtuigen van de meerwaarde van de dialoog terwijl ik weet dat overtuigen niet de meest praktische manier is om anderen  enthousiast te krijgen. Ook in de samenwerking met Kees Schilder heb ik zo'n moment meegemaakt.
Hetzelfde gebeurde Hartger Wassink. Hij schreef letterlijk: "Deze week begeleid ik een groep leidinggevenden die graag meer wilden weten over de dialoog. De grote valkuil daarbij is dat ik een monoloog over de dialoog ga houden. Dan schiet het z’n doel voorbij. Ik pieker me vaak suf over hoe ik uitleg wat een dialoog is. Het beste antwoord is eigenlijk: je moet het ervaren. Dus, gek eigenlijk dat ik dat niet eerder bedacht heb, heb ik voor de bijeenkomst een dialoog over de dialoog voorbereid. Die werkvorm deel ik in dit blog met jullie.
Eerst even wie Hartger is.
Hartger  is als organisatiepsycholoog actief op het grensvlak van onderzoek en advieswerk in de onderwijssector. Vanaf 1999 werkt hij afwisselend als onderzoeker en adviseur in de onderwijssector. Hij heeft zich gespecialiseerd  in de samenwerking tussen leraar, leidinggevende en schoolbestuur.

Die werkvorm heeft hij maar gelijk op z’n website gezet, omdat er misschien iemand anders er ook nog wat aan heeft. Copyright als right to copy. Een man naar m'n hart. Nu de werkvorm, die minutieus is uitgeschreven. Ook ik hoop dat jullie er mee aan de slag kunnen als start van werken in dialoog.


Ik ga uit van een groep van maximaal 10 mensen. Je hebt nodig: een rustige ruimte, waar je niet onverwacht gestoord wordt, voldoende tijd, en deelnemers die voorbereid zijn op een vertraagd gesprek. Als materiaal een stapeltje kaarten met afbeeldingen. Eventueel een flip-over of bord waarop je de centrale vraag schrijft
.
Centrale vraag: wanneer is een contact een dialoog?

0:00  Kies ieder een afbeelding uit (bijvoorbeeld uit een stapeltje briefkaarten)
0:05  Ieder beschrijft in een paar woorden aan de anderen waarom je dit associeert met ‘dialoog’. Noteer ondertussen welke kaart van de anderen je het meest opvalt
0:10  Ieder vraagt een ander, wiens kaart het meest opgevallen is: waarom die kaart? De aangesprokene reageert kort
0:30  Ieder denkt na over een voorbeeld van een moment in een contact, waarin hij of zij aarzelde hoe te reageren
0:35  We vragen iemand over dat moment te vertellen en we zoeken samen in het gesprek naar precies het moment waarop de aarzeling zat
0:45  Dan formuleert ieder voor zich, beknopt, wat hij op dat moment zou doen. Wat zou je denken? Hoe zou je je voelen? Welke principes spelen hierbij voor jou een rol? Het gaat niet om advies geven; het gaat erom dat je je verplaatst in de situatie, als een toneelspeler die een rol speelt. Hoe zou jij die rol zo authentiek mogelijk invullen?
1:05  Indien gewenst noteert ieder hier wat over; welk inzicht ontstaat er door deze
verschillende invullingen die aan de situatie gegeven worden?
1:10  Degene die de casus inbrengt, reflecteert op de reacties van de anderen
1:20
We reflecteren samen over wat dit ons aan inzicht geeft over de dialoog
1:30 Einde

Elementen van een dialoog:
- Gelijkschakelen: ieder begint met dezelfde vraag en dezelfde bron
- Vertragen: geen druk van een agenda voelen, die zo snel mogelijk moet worden afgerond
- Goed luisteren als je luistert: en weinig woorden gebruiken als je spreekt
- Respons geven, dat wil zeggen: proberen aan te sluiten bij wat de vorige spreker gezegd heeft
- Vanuit een concreet voorbeeld werken: een dialoog werkt pas als er een echte situatie, vanuit de ervaring van een van de deelnemers wordt besproken
- Verplaatsen in de ander; je probeert zo goed mogelijk de situatie waar te nemen vanuit de positie van de ander
- Reflecteren: ieder ontleent aan het gesprek zijn eigen opbrengst, er is geen oplossing of afspraak



De Professionele Dialoog 2014 - www.professioneledialoog.nl - overname met bronvermelding toegestaan

dinsdag 22 april 2014

Dag 112 - Op weg naar omdenken en flow

Ik schreef al eerder over fasen en velden binnen een dialoog, maar wil er graag nog iets dieper op in gaan. Dit stuk komt van het Nieuwe Trivium en laat zien dat de velden in een gesprek veel te zeggen hebben.

De Amerikaanse systeemtherapeut O.C. Scharmer voerde gesprekken met probleemkinderen samen met de gezinnen waar zij uit kwamen. Op basis van videomateriaal van deze gesprekken ontwierp hij een model van de verschillende fasen of ‘velden’ in een gesprek. Dat model werd vervolgens door de filosoof en dialecticus William Isaacs overgenomen voor de analyse van gesprekken in organisaties (Isaacs, 1999) .



Model 4 velden van gesprek (Kessels, Boers en Mostert, 2002)

Het model bestaat uit twee assen. De horizontale as geeft weer of we in het gesprek en onze interacties de nadruk leggen op samenzijn, op het belang van het geheel en de groep, of op alleen staan, op ons eigen, individuele belang als deel van de groep. De verticale as geeft weer of we ons in het gesprek reactief gedragen, door de anderen bepaald, heteronoom, of reflectief, zelfsturend, autonoom. De twee assen bakenen vier velden af. Elke overgang van het ene veld naar het andere vergt dat je een crisis overwint.
Crises
1-> 2 sociale conventies opgeven, alleen durven staan
2-> 3 eigen gelijk opgeven, verplaatsen in de ander
3-> 4 denkgewoontes en illusies opgeven, nieuw denken
4-> 1 euforie opgeven, eigen belang opgeven

We kijken naar de verschillende velden.

Het eerste veld: conversatie
Kenmerkend voor het eerste veld, linksonder, is dat de deelnemers aan een gesprek samen zijn en
zich reactief gedragen. Zij voegen zich naar de heersende conventies, door beleefd te zijn,
voorkomend, welgemanierd. Een gesprek dat op die manier gevoerd wordt noemen we
conversatie. In zo’n gesprek zorgen we ervoor dat de sfeer aangenaam is, of althans niet
onaangenaam, dat er geen onvertogen woorden vallen. Op zeker moment voldoet een conversatie
als vorm van spreken niet meer. De conventies worden beklemmend, de (ongeschreven) regels een
keurslijf, de vriendelijkheid onecht. Om echt van elkaar te leren zullen we stelling moeten nemen,
ons losmaken uit de groep, de conventies doorbreken, de bestaande machtsverhoudingen uitdagen.
Dat is de overstap naar het tweede veld.

Het tweede veld: discussie
Dit veld wordt gekenmerkt door frictie, door poneren en opponeren, argumenten en tegenargumenten, pro en contra redeneringen. Zo’n type gesprek noemen we ‘discussie’ of – indien de discussie aan regels wordt gebonden - ‘debat’. De deelnemers zijn daar niet meer samen maar ze staan alleen. En frictie is voornamelijk reactief: een aanval, hoe verhuld of vriendelijk ook gebracht, lokt een verdediging uit. Merk op dat er moed voor nodig is deze overgang te maken. In dit geval is dat de crisis van het alleen durven staan, de bestaande verhoudingen tarten, de geldende regels aantasten. Daarmee veroorzaak je instabiliteit in de groep en geef je je eigen veiligheid prijs.
Een discussie of debat kan een uitstekende manier zijn om de verschillende argumenten in een kwestie te verzamelen en te toetsen. Maar we kunnen er ook gemakkelijk onze openheid kwijtraken. Wanneer we in een gesprek terechtkomen dat gekenmerkt is door frictie en oppositie, door aanvallen en verdedigen, krijgen we namelijk de neiging ons in te graven in ons standpunt.

Het derde veld: dialoog
Om verder te komen is een ander soort gesprek nodig, een gezamenlijk onderzoek, een dialoog. De
grootste hindernis die hier genomen moet worden is dat we onze oordelen moeten leren opschorten. Dat houdt in dat we onze eigen oordelen en die van anderen leren observeren zonder ons er in vast te bijten of ze van ons af te werpen. In het derde veld overheerst de onderzoekshouding. Hier hebben we ruimte en tijd om na te denken over waar het ons ook weer om begonnen was. Hier kunnen we onze belangen vanuit een zekere belangeloosheid onderzoeken en opnieuw interpreteren, door verschillende oordelen, standpunten
en redeneringen naast elkaar te leggen en te toetsen op validiteit en legitimiteit. Wanneer we namelijk eenmaal de ruimte gecreëerd hebben om gezamenlijk na te denken, beginnen we onze gedachten over een kwestie uit te wisselen. We staan open voor de gedachten van anderen. Maar het zijn nog steeds ‘gedachten’: dat wat we al eerder dachten. Voor echt nieuw denken is het volgende veld nodig.

Het vierde veld: creativiteit
Ieder heeft wel eens een gesprek meegemaakt waarin het lukte nieuw te denken, tot werkelijk nieuwe ideeën te komen. Dat is een prikkelende, inspirerende, soms zelfs euforische ervaring, die een sterke samenbindende werking heeft. Tegenwoordig wordt die ervaring aangeduid met de term ‘flow’. Vroeger werd daar wel het klassieke begrip ‘metanoia’ voor gebruikt, wat letterlijk ‘omdenken’ betekent, of ook ‘ommekeer’, perspectiefwisseling. Daarmee zitten we in het vierde veld van het model. Isaacs vergelijkt deze fase van een gesprek met het functioneren van een jazzorkest. Net als in een gesprek wordt in een jazzgroep geïmproviseerd. En net als in een gesprek kunnen jazzmusici in hun improvisaties de vaste patronen spelen die al jarenlang in hun muzikale repertoire zitten, of ze kunnen ter plekke iets volkomen nieuws bedenken, iets dat ze nog nooit gespeeld hebben en dat het oude bekende thema een geheel nieuw aanzien geeft. Het verschil tussen die twee manieren van spelen is evident voor de toeschouwer. In het ene geval klinkt de muziek vlak en obligaat, kundig misschien of zelfs virtuoos, maar toch plichtmatig, ongeïnspireerd, enigszins zielloos. In het andere geval lijkt het of er een zindering door de groep gaat. Het is een wonderlijke combinatie van discipline en overgave, van autonomie en gezamenlijkheid, van vrijheid en gebondenheid. Ook hier duikt overigens uiteindelijk een crisis op: we zullen de hoop moeten laten varen dat we deze wijze van spreken eeuwig vast kunnen houden.

Je kunt bewust met een groep deze velden doorlopen, rekening houdend met een aantal factoren.

Een belangrijk vereiste  is dat de deelnemers de tijd nemen en de vrijheid krijgen om zich – afgezonderd van hun dagelijkse beslommeringen – te bezinnen over de vraag. Daarnaast dient het te gaan om een thema, waar alle deelnemers persoonlijk of professioneel een interesse in hebben. Verder dient de gespreksleider zich vooral als procesbegeleider op te stellen. Zowel het debat als de dialoog vragen namelijk om een discipline, die mensen in hun gangbare manier van overleggen en vergaderen niet gewend zijn, maar waarvan ze wel het belang en de waarde inzien.

Kader 1: stappen in het debat
1. Begin met een pakkende stelling, vraag of dilemma.
2. Splits de groep willekeurig in drie rollen: pro, contra, jury.
3. Geef kort bedenktijd ter voorbereiding.
4. Verdeel de beschikbare spreektijd 50/50 over pro en contra.
5. Laat een derde zo objectief mogelijk concluderen.
6. Bepaal samen welke vragen nog open staan.

Let op!:
• Wat gezegd wordt is belangrijker dan wie het zegt.
• Elke mening geldt totdat hij is weerlegd.
• Een argument telt als het onderbouwd is.
• Humor en retoriek zijn uitdrukkelijk toegestaan.

Kader 2: stappen in de dialoog
Centraal staat een praktijkgeval, waar de verteller zelf bij is betrokken en die hij of zij als een probleemsituatie heeft ervaren.
      1. Vertel kort wat u ervaren hebt:
a. Wat er feitelijk gebeurd is;
b. Wat u zelf gedaan hebt ;
c. Wat de situatie voor u persoonlijk betekent.
     2. De anderen stellen verhelderingsvragen
     3. De anderen verplaatsen zich in de schoenen van de voorbeeldgever en onderzoeken
         elkaars antwoorden op de volgende vragen:
a. Wat zou de situatie voor u betekenen?
b. Wat zou u doen als u in die situatie was?
c. Hoe zou u de centrale vraag beantwoorden?
d. Op grond van welke onderliggende principes of waarden?
     4. Aan het eind neemt ieder een paar minuten de tijd om voor zichzelf te formuleren wat de essentie is:
a. Wat gaat u aan uw hart, wat moeten we ter harte nemen?
b. Welke moed is er nodig om daaraan recht te doen? Wat moet er voor worden opgegeven?
c. Wat is dus nodig in de organisatie?

Een uitdaging voor veel organisaties. Zeker met de wetenschap dat er vaak niet verder gekomen wordt dan veld 2 :-)

(Bron: Eindelijk een goed gesprek debat en dialoog als spraakmakers in organisaties - Erik Boers, Peter van der Geer, Jos Kessels)




maandag 21 april 2014

Dag 111 - Martin Buber en de ontmoeting

De filosoof Martin Buber  legde de nadruk  op een existentieel op relaties gebaseerd begrip van het menselijk leven. . Hij vindt dat een mens pas echt mens wordt als hij een relatie aangaat met de ander. Het begrip dialoog speelt in zijn denken een belangrijke rol. Dialoog noemt Buber ook wel: gesprek-met-betekenis . In het “Dazwischen” tussen mensen, daar gebeurt het, daar ontstaat die betekenis. Deze dialoog is dan ook geen mooie bijkomstigheid, maar voorwaarde voor een betekenisvol menselijk leven.

Martin Buber  (1878-1965) is één van de invloedrijkste denkers van de hedendaagse tijd.  Ik vind het lastig om iets over zijn levensbeschouwing te schrijven. En kun je wel iets over hem zeggen ?  Zelf gaf hij eens als antwoord : ”Ik heb geen leer, ik voer een gesprek”. Centraal in zijn denken staat de oprechte ontmoeting tussen mensen onderling en tussen mens en God.  Het hele leven  en alle levensterreinen worden benadert vanuit deze conditie.   “Alle werkelijke leven is ontmoeting” zo schrijft hij.  Zijn belangrijkste werk is :  “Ich und Du”. (“Ik en Jij”). Ik vind dit geen “gemakkelijk” boek.  Wie wil beginnen met Martin Buber raad ik : “Dialogisch leven” aan.  Met name omdat het sterk autobiografisch  is,waardoor zijn denken in een helderder context komt te staan.  Hij gebruikt meerdere soorten taal.  Enerzijds een mystieke, bijna poëtische taal. Anderzijds begrijpelijke voorbeelden en daar tegenover  is hij een echte filosoof, die niet eenvoudig te begrijpen valt. “ In het huis van de taal zijn vele woningen” schrijft hijzelf. Ik laat hem daardoor liever zelf aan het woord. Beter dan hem kan ik het niet zeggen. Hierbij enkele citaten, verre van volledig.

‘Zoals een melodie niet is samengesteld uit tonen, een vers niet uit woorden, een zuil niet uit lijnen,zo is het
ook met de mens tot wie ik Jij zeg. Ik kan de kleur van zijn haar of de kleur van zijn taal of de kleur van zijn goedheid uit hem halen, ik moet het telkens weer, maar dan is hij al niet meer Jij. Zoals het gebed niet in de tijd is, maar de tijd in het gebed, het offer niet in de ruimte, maar de ruimte in het offer – wie die verhouding omkeert, heft de werkelijkheid op – zo ook tref ik de mens, tot wie ik Jij zeg, niet aan in een ooit of een ergens. Ik kan hem erin plaatsen, ik moet dat telkens weer, maar alleen nog als een Hij of een Zij, niet meer als mijn Jij. Relatie kan bestaan, ook als de mens tot wie ik Jij zeg, het in zijn ervaring niet merkt. Want jij is meer dan Het weet. Jij doet meer en overkomt meer dan Het weet. Hier krijgt bedrog geen kans; hier staat de wieg van het werkelijke leven.’  (Uit : “Ik en jij”, Martin Buber, Utrecht, Bijleveld. )

Enkele kenmerken van het dialogisch principe:

Wederkerigheid en daarin elkaar toegewend zijn

Het dialogische is niet beperkt tot de omgang van de mensen met elkaar. Het is, zo is ons gebleken, een fundamentele gedragshouding van de mensen tot elkaar, die in hun onderlinge omgang alleen maar tot uitdrukking komt. Zo schijnt dus, ook als het spreken, de mededeling, kan ontbreken, een ding toch van het minimaal dialogische niet af te scheiden te zijn: de wederkerigheid van de innerlijke handeling. Twee mensen die dialogisch verbonden zijn, moeten klaarblijkelijk elkaar ook toegewend zijn, zij moeten zich – onverschillig met welke mate van activiteit of eventueel van activiteitsbewustzijn – naar elkaar toegekeerd hebben. Het is goed zich dat zo sterk geformuleerd voor ogen te houden. Want achter de formulerende vraag naar de grenzen van een besproken categorie verbergt zich een vraag die alle formuleringen doorbreekt.

Aangesproken worden en antwoorden en het beperkt zich niet tot mensen. 

…..Geheel anders gaat het in zijn werk wanneer mij in een ontvankelijk uur van mijn persoonlijk leven een mens tegemoet treedt bij wie iets wat ik helemaal niet concreet zou kunnen aanwijzen, mij «iets zegt». Dat betekent geenszins dat dit mij iets zegt hoe deze mens is, wat er in hem omgaat en dergelijke. Maar: mij iets zegt, tot mij spreekt, mij iets in mijn eigen leven binnenbrengt. Dat kan iets over deze mens zijn, bijvoorbeeld dat hij mij nodig heeft. Het kan echter ook iets over mij zijn. De mens zelf in zijn gedrag ten opzichte van mij heeft met dit uitspreken niets te maken, hij heeft geen verhouding tot mij, hij heeft mij wellicht niet eens opgemerkt. Niet hij zegt het mij, zoals die eenzame zijn buurman op de bank zwijgend zijn geheim bekende; het zegt. Wie hier «zeggen» als beeldspraak opvat, begrijpt het niet. De frase «dat zegt mij niets» is figuurlijk versleten; maar het zeggen waar ik op doel, is werkelijke taal. In het huis van.de taal zijn vele woningen, en dit is een van de innerlijkste. De werking van dit gezegd-krijgen, is een geheel andere dan die van het beschouwen en het observeren. Ik kan de mens aan de hand van wie, via wie, mij iets gezegd is, niet uittekenen, niet beschrijven; zou ik het proberen, dan was het direct gedaan met het gezegd-zijn. Deze mens is niet mijn object, ik heb met hem te maken gekregen. Misschien moet ik iets aan hem volbrengen, doch misschien heb ik alleen maar iets te leren; het komt er slechts op aan dat ik «aanvaard».

Het kan zijn dat ik onmiddellijk te antwoorden heb, juist aan deze mens hier. Het is ook mogelijk, dat aan het zeggen een lange, veelvoudige overdracht voorafgaat, en dat ik daarop ergens anders, een andere keer en aan een ander, antwoorden moet – wie weet in wat voor een taal -  ( Ik vind dat terug in het contextueel pastoraat. Zorg geven aan een ander is een mogelijkheid om het tekort aan ontvangen liefde en waardering weer in (dynamisch) evenwicht te brengen. )

en het komt er nu alleen maar op aan dat ik het antwoorden op mij neem. Steeds echter is er een woord op mij toegekomen dat antwoord verlangt. Deze manier van waarnemen kan gewaarworden genoemd worden. Het behoeft geenszins een mens te zijn, van wie ik iets gewaarword. Het kan een ding zijn, een plant, een steen. Geen vorm van verschijning, geen vorm van gebeurtenis is ervan uitgesloten dat mij door een van hen ooit iets gezegd zou worden. Alles – wat dan ook – kan het woord bevatten. De mogelijkheden en de grenzen van het dialogische zijn die van het gewaarworden.

Ontmoeting lijkt zo“simpel”alleen dat is het niet….

Een ieder van ons schuilt in een pantser, dat de opgave heeft de tekenen af te weren. Tekenen geschieden onophoudelijk aan ons, leven is aangesproken worden wij hoeven alleen maar aanwezig te zijn en waar te nemen. Maar dat waagstuk is ons te gevaarlijk, de geluidloze donderslagen schijnen ons steeds weer met vernietiging te bedreigen, en wij vervolmaken van geslacht op geslacht de afweerapparatuur.


Buber, Martin. Dialogisch leven. Utrecht: Erven J. Bijleveld, 2007. via http://www.gijseikelenboom.nl/?page_id=416

zondag 20 april 2014

Dag 110 - Paasdialoog


Wat vieren we nou eigenlijk met Pasen?
Een lekker dagje extra vrij, eieren zoeken en beschilderen met de kinderen of het eten van ontelbare chocolade-eitjes.  Dit is de betekenis die Pasen voor de meeste mensen heeft. Maar wat vieren we nou precies met Pasen? Hoe is het ontstaan en waarom eten we eieren tijdens deze feestdagen?
Pasen is een belangrijk christelijk feest. Jezus stond op uit de dood en dat wordt gevierd. Er wordt geloofd dat hij stierf op Goede Vrijdag en na drie dagen weer opstond uit de dood.
Natuurlijk werd Pasen ook gezien als een lentefeest. De lente breekt aan en de tijd van schaarste van landbouwproducten door de winter is voorbij.

Voor mij persoonlijk is Pasen zoeken naar de verbinding tussen dialoog en religies, meer dan alleen de christelijke. Mooi dat ik het artikel tegenkwam: Dialoog tussen Joden en christenen Een praktijkvoorbeeld, van Kees Jan Rodenburg. Verbinding, ontmoeting. luisteren, zoeken, maar vooral verdraagzaamheid anders-denkenden te horen, met respect.


" Een van de hoogtepunten van onze reis was een ontmoeting met rabbijnen in opleiding van het Schechter
Instituut. Daar was wel het een en ander aan voorafgegaan. Ik volg al enkele jaren lessen aan deze opleiding en ben er daardoor bekend. Vanuit dat vertrouwen kwam het idee van een gezamenlijke studieochtend op.

Dan komt de vraag hoe je zo’n ontmoeting vormgeeft. We deelden de mening dat een ontmoeting niet moet blijven steken bij vriendelijke woorden. Daarom kozen we ervoor allebei een deel van de ochtend voor te bereiden en een duidelijke Joodse en christelijke inbreng te hebben. Als gespreksmethode kozen we voor wat chevroeta heet. De term is afgeleid van chaver, vriend. Chevroeta houdt in dat je met een paar anderen een tekst bestudeert door vragen te stellen en samen antwoorden te zoeken.


De ontmoeting was bijzonder, omdat er aan beide kanten nieuwsgierigheid was en de onbevangenheid om te spreken en vragen te stellen. Het gesprek ging niet over bijzaken, maar over de heilige geschriften en hoe we daarmee leven. Door de keuze van het thema werd ons als christenen ook gevraagd naar de betekenis van Jezus Christus voor ons en konden we anderzijds vragen naar het Joodse geloof en leven.

Toch mag duidelijk zijn dat een uitwisseling niet eenvoudig is. Joden en christenen beginnen op een heel verschillende manier aan het gesprek. We gebruiken verschillende begrippen, hebben verschillende boeken naast het Oude Testa­ment en hebben onze eigen wijze van omgaan met onze teksten en traditie. Daarnaast hebben we onze eigen ideeën over elkaar.

Wat maakt eigenlijk een gesprek tot een goede ontmoeting? Dat hangt ervan af wie precies deelnemen aan een ont­moeting, wat de intenties zijn en hoe vaak je elkaar kunt spreken. Onze ontmoeting was een eerste kennismaking met elkaar als gelovigen. Dat was vrij eenvoudig te organiseren. We kenden elkaar nauwelijks, woonden in verschillende landen en zouden elkaar maar een keer spreken. Een dialoog wordt anders als die uit een serie gesprekken bestaat. Of als de deelnemers op een of andere manier moeten leren samenleven en negatieve ervaringen met elkaar moeten overwinnen. Dat speelde voorheen in de dialoog tussen kerk en synagoge een grote rol. Een voorbeeld uit onze tijd is het gesprek tussen Joden, christenen en moslims in Israël. Zij moeten leren leven met de pijn van het verleden en de wens een betere samenleving te bouwen.

Van mens tot mens

Martin Buber heeft de dialoog eens omschreven als het gesprek tussen de ene openhartige mens en de andere open­hartige mens. Alleen als naast het verstandelijk of theologische ook het emotionele meedoet kan zo’n ontmoeting van mens tot mens plaatsvinden. Er moet dan een thema op tafel liggen dat beide gesprekspartners echt raakt.

Dialooginstanties benadrukken dat iedere deelnemer voor zichzelf moet spreken. In de dialoog gaat het niet om religie, maar om geloof. Niet een theoretisch gesprek over wat dé traditie of wat hét christelijk geloof zegt is van belang, maar een uitwisseling over wat ik als gelovige denk, voel, ervaar. Een andere regel voor de dialoog is daarvan afgeleid. Deze houdt in dat ik als gelovige probeer werkelijk getuige te zijn van de kern van mijn geloof en leven. Het gaat niet om mooipraterij of het achterhouden van een deel van mijn overtuigingen, maar juist om wat voor mij centraal staat.

In die ontmoeting van mens tot mens komt iets van het geheim van het leven naar voren. Toegespitst op Joden en christenen: beide leven voor het aangezicht van dezelfde God en Vader. Dat is misschien verstandelijk moeilijk te begrijpen gezien alle verschillen. Desondanks is dat de manier waarop Joden en christenen zichzelf zien. In de dialoog gaat het erom dat we willen ontdekken wat dat betekent.

Kwetsbaarheid

Protestanten hebben hier veel te leren. Voor hen staat vaak de verspreiding van de boodschap van Jezus Christus centraal. De dialoog biedt de mogelijkheid voor een intensief gesprek over de kern van het Evangelie, maar niet voor evangelisatie. Wat de ontmoeting bij de ander uitwerkt kan ik niet sturen, het ligt in Gods hand. Ik kan wel oprecht getuige zijn en als christen even oprecht geïnteresseerd zijn in mijn Joodse gesprekspartner.

Iets anders dat we moeten leren is open te zijn voor vragen over onszelf. Dialoog is geen veilige monoloog over al onze zekerheden, maar een manier om onze binnenkant te laten zien, zowel de overtuigingen als de vragen. Dat is niet altijd makkelijk. Je wordt als gelovige kwetsbaar en dat kan onzeker maken. Ik heb soms het vermoeden dat hierin de werkelijke belemmering van veel christenen ligt om het gesprek met anderen aan te gaan.

Denkend vanuit het Evangelie komt bij mij twee vragen op. Ten eerste: was het niet juist God de Vader die zich kwetsbaar maakte door onder ons te komen wonen? Als Hij dat risico heeft genomen, dan vraagt Hij ons misschien wel Hem daarin te volgen. En te tweede: hoe kunnen we Jezus’ ontmoetingen met anderen het beste typeren? Was dat evangelisatie of hadden zijn gesprekken meer iets van een dialoog. Of beide ineen?"

Investeren in durven kwetsbaar te zijn zet uiteindelijk de deur open voor de dialoog.
Dialogisch Pasen gewenst!

(Bron: Dialoog tussen Joden en christenen Een praktijkvoorbeeld )