Communiceren met pubers is misschien wel de meest leerzame en meest dynamische vorm van communicatie die er bestaat. In de periode van voor de puberteit passen kinderen zich veelal nog aan de volwassene aan. Het is van daaruit niet altijd duidelijk hoe we bij hen overkomen, of het kind begrijpt wat de bedoeling is en vooral of het kind voldoende kan vertellen wat er in hem of haar omgaat. Na de puberteit zijn mensen meestal te beleefd om botweg een communicatie af te breken en hun eigen mening echt te zeggen. Tijdens de puberteit komt het er op aan dat men echt communiceert, want anders haakt de puber letterlijk of figuurlijk af. Zijn of haar gezicht staat op: ‘Ben je klaar?’, ‘Kan ik al naar mijn vrienden; ze zitten op me te wachten?’, ‘Ben je uitgepreekt?’.
Om een communicatie wederzijds uitwisselend te maken en tot een echte Dialoog te komen, moeten de gesprekspartners hun hersens op ‘aan’ hebben. Ze moeten beide deelnemen aan een gesprek en denkend en sprekend samen een mening vormen. Volwassenen hebben de neiging om in de communicatie met kinderen en jongeren hun hersens op ‘uit’ te zetten. Ze vertellen de kinderen en jongeren wat ze van iets vinden, maar zelden communiceren ze zodanig dat ze de ander echt uitnodigen tot denken en tot delen van wat er in hen omgaat. Dat ligt niet aan de intentie, die is vaak wel goed. Het ligt aan de wijze waarop volwassenen met kinderen en jongeren communiceren. Daarbij is de attitude, de houding die men aanneemt van groot belang.
Het belangrijkste kenmerk van Socrates was dat hij ervan overtuigd was dat hijzelf niets begreep en dat de ander deskundig was. Hij was uiterst bedreven in het vragen en doorvragen zodat de ander zijn mening niet alleen vertelt maar vooral zijn mening ontwikkelt. De Socratische wijze van communiceren betekent vooral het denkproces bij de ander te begeleiden door middel van de belangstelling die men heeft en de kennis waarover men beschikt. Vooral adolescenten zijn hier heel gevoelig voor en ze zijn dankbaar voor de kans om hun denken te scherpen.
Adolescenten ondergaan een sociaal-cognitieve ontwikkeling. De pas verworven cognitieve vaardigheden stellen hen in staat kritischer en afstandelijker dan daarvoor naar hun sociale omgeving te kijken.
Martine Delfos |
De vraag is niet of jongeren een mening hebben of over informatie beschikken, maar hoe we met jongeren kunnen communiceren om die mening te weten te komen, of de informatie te verkrijgen.
In de gespreksvoering met jongeren zijn een aantal punten van belang:
1 Ze willen hun verhaal vertellen. Iedereen is in feite zijn of haar eigen lievelingsverhaal, het gaat erom dat de situatie zodanig is dat men zich veilig genoeg voelt om zijn of haar verhaal te vertellen.
2 Je veilig voelen is je gewaardeerd voelen. Een echt gesprek kan men pas voeren als men zich veilig voelt en daarvoor is nodig dat men zich gewaardeerd voelt.
3 Wees benieuwd. Adolescenten misschien nog wel meer dan anderen, zijn trots op hun intellectuele vaardigheden en willen hun wijsheid graag delen. Ze hebben heel veel te bieden en kunnen de volwassenen uit hun stroeve denkpatronen halen. Het is de moeite waard om met hen te communiceren. Als de volwassene benieuwd is wat de adolescent te vertellen heeft, voelt deze dat en is gemotiveerd om te vertellen.
4 Probeer te benoemen wat je voelt. Wat men zegt, moet overeenkomen met wat men uitstraalt. Het
benoemen van de eigen gevoelens en onzekerheden, maakt dat de ander zich als een gelijkwaardige gesprekspartner behandeld voelt en daar naar zal handelen.
5 Metacommunicatie. Communiceren over de communicatie - metacommunicatie - is misschien wel het meest krachtige instrument om een goede communicatie te waarborgen. Stroef lopende communicatie kan weer vlot getrokken worden door metacommunicatie.
Als ‘voorwaarden’ voor communicatie met pubers zijn te noemen:
- Hersens op ‘aan’. Belangrijk, zeker bij pubers, is om hun denkproces te begeleiden. Hun hersens moeten op ‘aan’ zodat ze logisch uitdenken en kunnen voelen wat er in henzelf omgaat.
- Vertellen stimuleren. De houding moet zijn dat men wil luisteren en het verhaal wil horen. Daartoe moeten we het vertellen stimuleren door vragen te stellen en door te vragen op onderwerpen waarvan we voelen dat de ander die belangrijk vindt. Niet in eerste instantie wat wij belangrijk vinden, maar wat zij belangrijk vinden.
- Gericht doorvragen. Het is een hele kunst om gericht door te vragen. Het verloop van een gesprek wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop keuzes bij het doorvragen gemaakt worden. Als het doorvragen te maken heeft met de kern en als het doorvragen gericht is op het belang van de ander dan zal het gesprek al snel prettig verlopen en kunnen uiteindelijk alle onderwerpen aan bod komen.
- Waardering voor het denkproces uiten. Pubers, adolescenten hebben iets te bieden vanuit hun denken.
Inzichten waarop de volwassene niet gekomen was, een perspectief dat de volwassene niet hanteerde. Hierdoor leert men wat van de puber. Deze ziet dat al aan de ogen van de volwassene. Vaak laten
volwassenen zich niet kennen, terwijl het contact zoveel beter wordt als de volwassenen waardering uit voor het inzicht dat hij of zij door het gesprek met de adolescent heeft gekregen.
- Bereidheid tonen te leren. Een bereidheid tonen te leren vanuit de volwassene naar de adolescent is respectvol naar de communicatie en doet recht aan de gesprekspartners. Een dergelijke houding stimuleert eenzelfde houding bij de adolescent.
- Socratische Dialoog. De socratische Dialoog is de wijze bij uitstek waarop communicatie met
mensen het meest vruchtbaar verloopt. De methode van Socrates betekent:
- De deskundigheid van de ander naar buiten halen. Om tot een uitwisseling van gedachten te komen en tot een echt gesprek te komen, is het noodzakelijk om de houding te hebben dat een ander deskundig is over zichzelf en dat het de kunst is de gelegenheid te creëren waardoor de deskundigheid naar buiten kan
komen en woorden krijgt. Want dan kan men handelen. Woorden kunnen bewuster een proces van gedrag beïnvloeden. Woorden maken zelfreflectie mogelijk.
- Eerder vragen dan vertellen. Om deskundigheid naar buiten te halen zijn vragen nuttiger dan de ander dingen te vertellen. Vragen drukte ook uit dat we de intentie hebben om te leren, om te horen en dat we ervan uitgaan dat de ander iets te vertellen heeft.
- Doen ontdekken. Een goed gesprek met een ander is in feite en ontdekkingstocht. Een ander kan een mens de kans geven een beter inzicht in zichzelf te krijgen. In feite is dit de kern van een goed (hulpverlenings) gesprek. De kunst is dus de ander dingen te doen ontdekken.
- Ervan overtuigd zijn dat de mens deskundig is over zichzelf. Alleen wanneer men de overtuiging heeft dat de ander deskundig is over zichzelf kan men tot een waarachtig gesprek komen en zullen barrières wegvallen.
In Dialoog met pubers leert je het snelst wat je wel en niet moet doen in een Dialoog :-)
(Bron: Communiceren met pubers, Dr. Martine F. Delfos)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten