Spread the word!

Het delen van de berichten op dagelijksedialogen wordt erg gewaardeerd! Spread the word of dialogue.

donderdag 3 april 2014

Dag 93 - De meelevende dialoog

Dit is een bewerkt fragment uit Compassie, het boek van Karen Amstrong dat in januari verschenen is bij De Bezige Bij.

Karen Armstrong, auteur van onder andere een nieuw boek over de profeet Mohammed, gaat door voor nogal soft, omdat ze de islam beschrijft als een in wezen vredelievende godsdienst. Het komt haar op veel kritiek te staan.
Een van haar stellingen, en ze heeft diepgaand studie gemaakt naar de verschillende vormen van fundamentalisme in de grote monotheistische godsdiensten, maar ook naar het verband met extremisme, is dat moslimextremisme niets met religie te maken heeft. Terreur wordt gemotiveerd door politieke overwegingen.



Dialoog is een van de modewoorden van onze tijd. Er heerst een wijdverbreid idee dat er overal vrede tot stand kan komen als mensen maar met elkaar in Dialoog gaan. Maar in de wereld van nu neigt onze gespreksvorm naar agressiviteit, in een traditie die we van de oude Grieken hebben geërfd. In de democratische vergaderingen van Athene leerden de burgers op een competitieve manier met elkaar te debatteren, om de argumenten op een logische en effectieve manier naar voren te brengen en hun zaak te bepleiten om te winnen. Ze haalden retorische trucs uit om de stelling van hun opponenten te ondermijnen en zagen er geen been in om hen en hun zaak in diskrediet te brengen. Het doel was je tegenstander verslaan: van niemand werd verwacht dat hij van mening veranderde, zich liet overhalen om de andere kant te kiezen, of zich inleefde in het standpunt van de rivaal.

Het soort Dialoog dat Socrates uitvond, was volkomen anders. Net als alle Atheners had ook Socrates deelgenomen aan die debatten, maar hij hield er niet van. Als hij ‘een van die geleerde disputeerders en debaters’ was, zei hij tegen de ambitieuze jonge aristocraat Meno, zou hij gewoon zijn mening naar voren brengen en Meno vragen er iets tegenin te brengen. Maar dit paste niet bij een Dialoog ‘als twee vrienden, zoals jij en ik, met elkaar een discussie willen voeren’. In een ware dialoog ‘moet het antwoord toch een beetje vriendelijker zijn en een beetje meer in de stijl van een dialectische discussie’.
De socratische Dialoog was een spirituele oefening om een diepgaande psychologische verandering bij de participanten teweeg te brengen – en omdat het de bedoeling was dat iedereen inzag hoe onwetend hij zelf was, kon er ook nooit een winnaar zijn.
Plato omschreef de Dialoog als een gemeenschappelijke meditatie waarbij je hard moest werken en die ‘voortdurende oefening en veel tijd’ vergde, maar net als zijn leermeester stelde Plato dat de Dialoog op een vriendelijke, meelevende manier moest worden gevoerd. Er kon alleen een transcendent inzicht tot stand komen indien er sprake was van ‘een welwillend onderzoek, dat vrij blijft van elke kwaadwilligheid in het vragen zowel als in het antwoorden’. Niemand moest in een positie worden gedrongen waarin hij zich ongemakkelijk voelde. Iedere participant hoorde in zijn denken ‘ruimte voor de ander’ te maken door tijdens de dialoog aandachtig en meelevend naar de ideeën van anderen te luisteren en hun de mogelijkheid te bieden vraagtekens bij hun eigen opvatting te zetten. Op hun beurt zouden de anderen in hun denken de mogelijkheid openlaten dat ze tot een ander inzicht kwamen als gevolg van zijn bijdrage. (…)

Vandaag de dag gaan we niet vaak een Dialoog aan. De debatten in onze parlementaire instellingen, media, universiteiten en gerechtshoven zijn competitief van aard. Het is niet genoeg voor ons om de waarheid te achterhalen, we willen ook onze tegenstanders verslaan en zelfs vernederen. De kwaadaardigheid en de intimiderende tactiek waarop Socrates kritiek leverde, worden enthousiast aanvaard als iets wat bij het spel hoort. Een groot deel van dit soort Dialoog is alleen maar een vertoon van het ego. Het komt nauwelijks voor dat iemand toegeeft dat ze het antwoord niet kent of haar twijfels heeft over de geldigheid van haar zaak – zelfs in complexe kwesties waarvoor geen gemakkelijke antwoorden bestaan. Toegeven dat je tegenstanders misschien een waardevolle inbreng hebben, lijkt ondenkbaar.
 Het laatste wat iemand wil, is een verandering van opvatting. Maar een agressief debat mag in de politiek misschien zijn nut hebben, de kans is klein dat het een mentaliteitsverandering teweegbrengt – zeker bij een kwestie waarmee verbitterde en diepgewortelde gevoelens gemoeid zijn. In onze uiterst competitieve wereld moeten we een eenentwintigste-eeuwse vorm van Socrates’ meelevende Dialoog ontwikkelen.

Ik probeer nu sinds een paar jaar kritische kanttekeningen te zetten bij het stereotiepe beeld van de islam dat al eeuwenlang in het Westen gangbaar is, maar dat zich sterker heeft doen gelden na de gruwelijke aanslagen van 11 september 2001. Net als alle overgeleverde ideeën is dat beeld gebaseerd op wat anderen zeggen in plaats van op accurate kennis en begrip. Toen politici of zogenaamde deskundigen stelden dat de islam van zichzelf een gewelddadig en intolerant geloof is of razend tekeergingen tegen het dragen van een sluier, heb ik daarom artikelen geschreven die waren gebaseerd op mijn studie van de geschiedenis van de islam, om iets tegen die opvattingen in te brengen.
Maar recentelijk ben ik tot het inzicht gekomen dat dit contraproductief werkt. Het enige wat er gebeurt, is dat mijn artikel hevig wordt aangevallen en dat mijn belagers de oude ideeën met extra felheid naar voren brengen. Daardoor raakt de intellectuele sfeer nog meer vervuild en blijven mensen vastzitten in een kwade negatieve houding. (…) In zo’n publiek debat heeft het geen zin als we anderen dwingen ons standpunt over te nemen en we alleen maar de feiten herhalen zoals wij die zien. We kunnen beter naar een manier zoeken om socratische vragen te stellen die tot een persoonlijk inzicht leiden. We dienen ons af te vragen of we de discussie willen winnen of de waarheid willen vinden, of we bereid zijn onze opvatting bij te stellen als het bewijs daartoe aanwezig is, en of we in de socratische stijl in ons denken ‘ruimte voor de ander’ maken. We moeten vooral luisteren. Maar al te vaak horen we bij een discussie of een debat alleen maar de andere participanten aan om een draai aan hun woorden te kunnen geven of ze te gebruiken voor onze eigen zaak. Goed luisteren behelst meer dan alleen de woorden horen die worden uitgesproken. We moeten ook aandacht krijgen voor de onderliggende betekenis en horen wat er níet hardop wordt gezegd. Met name kwade woorden vergen een decodering. We moeten ons best doen om de pijn of de angst te horen die spreekt uit de lichaamstaal, de toon en de gekozen beelden. (…) Wanneer we ons best doen om iets wat vreemd voor ons is te begrijpen, is het van belang ervan uit te gaan dat de spreker dezelfde menselijke aard heeft als wij en dat we hetzelfde idee hebben over wat waarheid is. (…) Op deze wijze kunnen we ons perspectief verbreden en ‘ruimte voor de ander’ maken. We kunnen deze imperatief van compassie alleen negeren als we anderen níet willen begrijpen – een opstelling die in ethisch opzicht problematisch is. (…)

Hoe kunnen we een intens gevoelde overtuiging met compassie uitdragen? Paulus verschaft ons een handige
checklist in zijn beroemde beschrijving van de liefde. Naastenliefde is ‘geduldig en vol goedheid’ en ‘kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan’. Als we ons snel beledigd voelen en ons in de handen wringen als anderen iets verkeerds doen, zullen we niet voor deze test slagen. Als we ongeduldig, onbeleefd of onvriendelijk spreken, lopen we het gevaar dat we ons verlagen tot het niveau van intolerantie dat we zelf veroordelen. Mahatma Gandhi gaf ons een mooi voorbeeld van meelevende assertiviteit: als voorstander van geweldloos verzet vroeg hij de mensen met enige regelmaat erover na te denken of ze vochten om dingen te veranderen of om te straffen. Toen Jezus tegen zijn volgelingen zei dat ze hun andere wang moesten toekeren, zette hij hen aan, zo meende Gandhi, om moed te tonen tegenover vijandigheid. Op die manier konden ze haat en minachting veranderen in respect.

Maar zijn geweldloosheid betekende niet dat hij boog voor onrecht: zijn tegenstanders konden zijn lijk krijgen, stelde Gandhi, maar ze konden hem niet tot gehoorzaamheid dwingen. Probeer u daarom bewust te maken van de manier waarop u tot anderen spreekt. Wanneer u uw mening geeft, laat u zich dan meeslepen door uw eigen slimheid en doet u doelbewust uw opponent pijn? Wordt u persoonlijk? Dragen de punten die u inbrengt bij aan begrip of stellen ze een toch al ontvlambare situatie verder op scherp? Stelt u zich echt open als u uw opponent aanhoort? Wat gebeurt er als u tijdens een discussie over een alledaagse zaak die geen ernstige gevolgen heeft, uzelf toestaat het debat te verliezen? Loop na een felle discussie nog eens rustig na wat er allemaal is gezegd. Kunt u echt alles onderbouwen wat u in het vuur van het gesprek hebt gezegd? Wist u echt waarover u het had, of vertrouwde u op wat anderen zeiden? En vraag uzelf in alle eerlijkheid af, voordat u deelneemt aan een gesprek of een debat, of u bereid bent van gedachte te veranderen.

Een voor mij nieuw begrip; de meelevende Dialoog, maar wel één met een hoofdletter D.


(Bron: The optimist )

Geen opmerkingen:

Een reactie posten