Weer vanuit "Dialoog, de kunst van het loslaten" een beschrijving van de "techniek"van Socrates. Dialoog versus allesweters. Hoe actueel!
In het verleden was Socrates een grootmeester in het verleiden tot denken. In zijn tijd waren de zo-genaamde sofisten de erkende kennisdragers. Zij trokken van stad tot stad om kennis over te dragen aan de zonen van de rijken. In tegenstelling tot de sofisten die zich als ‘allesweters’ voordeden, stelde Socrates zich juist op als onwetende. Vanuit zijn onwetende houding stelde hij alleen vragen om de ander aan te sporen tot denken.
In het figuur is de werkwijze van Socrates samengevat, waarbij ter verduidelijking ‘Sofisten en beleren’ tegenover ‘Socrates en verleiden’ wordt geplaatst.
Een vergelijking tussen de uitgangspunten van de Sofisten en Socrates levert voor ons het volgende op. De uitgangspunten zoals gehanteerd door de Sofisten passen uitstekend in het denken van de klassieke organisatie, waarin in feite de baas de allesweter is. De uitgangspunten van Socrates passen uitstekend in de
kennisgerichte onderneming 'Kennis is een universele bron die ieder in zich heeft en moet ontwikkelen'. Daarnaast formuleert Socrates al de rol van de coach, namelijk degene die bereid is om te helpen de ander succesvol te laten zijn. Opmerkelijk is dat het kennelijk lijkt alsof er in een periode van 2500 jaar niets veranderd zou zijn. Zeker is dat de context van de samenleving en organisaties veranderd is, sneller en complexer, en leren van het collectief meer dan voorheen noodzakelijk is om te overleven.
De techniek volgens Socrates
Socrates geeft drie noties die belangrijk zijn bij de techniek van de dialoog, te weten:
1 Er zijn twee complementaire gespreksfasen te onderscheiden.
2 Er is sprake van sturing van de dialoog.
3 Er is steeds overeenstemming over iedere stap in het proces: ‘de duoloog.’
Ad 1
Er zijn twee complementaire gespreksfasen te onderscheiden.
- De eerste fase is de elenktiek of refutatorische kunst (refutatie = weerleggen). In deze fase ontmaskert Socrates het vermeende weten bij zijn gesprekspartner. Door gezamenlijk onderzoek waarbij Socrates vragen stelt, komen tegenstellingen in aannames of onjuistheden aan de opper-vlakte. Wat voor iemand als ‘juist’ vaststond, wordt mogelijk dubieus of onwaar. De elenchus is het destructieve deel, gericht op het ondergraven van een onjuiste mening.
- De tweede fase is de maieutiek of geestelijke verloskunde. In deze fase helpt Socrates met zijn vragen de ander in de goede richting, waardoor een nieuw inzicht ontstaat. De maieutiek is het constructieve deel, gericht op de vorming van een juiste mening.
Het eerste proces, de elenchus, is bedoeld om ieders pretentie van kennis te ondermijnen en diens onwetendheid aan het licht te brengen. Het constructieve proces dat daarna volgt, de maieutiek, is gebaseerd op het uitgangspunt dat de juiste mening, de gezochte kennis, op een of andere manier al in ons aanwezig is.
Tijdens beide fasen komt de ander zelfstandig tot inzicht.
Socrates is ervan overtuigd dat het negatieve moment van elenktiek moet voorafgaan aan het positieve moment van de maïeutiek. Pas als iemand zich bewust is geworden van zijn gemis aan inzicht, is er ruimte om het echte inzicht tot stand te laten komen. Hierbij helpt Socrates met zijn ‘geestelijke verloskunde’: door
zijn vragen helpt hij anderen een nieuw inzicht te ‘baren’.
Voor het verleiden tot denken valt hieruit te leren dat het belangrijk kan zijn om bij een medewerker eerst op zoek te gaan naar beperkende of belemmerende ideeën en overtuigingen. Door iedere medewerker daarmee te confronteren kunnen deze belemmeringen ‘opgeruimd’ worden. Pas dan is er ruimte om tot nieuwe inzichten te komen.
Ad 2
Er is sprake van sturing van de dialoog. Socrates gebruikt zijn vragen sturend om structuur te brengen in de dialoog en daarmee een doel te bereiken. Hoewel Socrates in zijn dialogen een onwetende houding aanneemt, is duidelijk te herkennen dat hij over alle thema’s die ter sprake komen veel heeft nagedacht. Die
inhoudelijke kennis gebruikt Socrates om de dialoog bewust te sturen. Bij socratisch verleiden tot denken zijn de onwetende houding en de inhoudelijke kennis de pijlers om het vraagproces te sturen.
Ad 3
Er is steeds overeenstemming over iedere stap in het proces: ‘de duoloog’. Het sturend karakter van de vragen en zeker de onplezierige ervaring van het geconfronteerd worden met het vermeende weten in de elenktische fase kan weerstand opleveren. Daarom benadert Socrates zijn gesprekspartner als
gelijkwaardig. Tevens controleert hij in iedere stap van de argumentatie of er overeenstemming is tussen de gesprekspartners alvorens een stap verder te gaan: de spelregel die ‘duoloog’ (duologia) heet. Op vele momenten in de dialoog stelt Socrates dan ook vragen als ‘is het niet zo dat?’ of ‘mag ik uit het voorgaande
concluderen dat?’ of ‘deel je dat principe met me?’Bij verleiden tot denken hoort dus een gelijkwaardige benadering van de gesprekspartner en het toetsen of er overeenstemming is over het verloop van het gesprek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten